ECLI:NL:CRVB:2023:2486
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en medisch onderzoek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 december 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uwv om haar een WIA-uitkering toe te kennen. Appellante, die voorheen als thuiszorgmedewerker werkte, had zich op 11 september 2019 ziekgemeld met psychische klachten. Het Uwv weigerde haar uitkering per 8 september 2021, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Appellante was van mening dat zij meer beperkingen had dan het Uwv had vastgesteld en dat zij de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies niet kon vervullen.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 29 november 2023, waarbij appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat. De Raad oordeelde dat het Uwv voldoende zorgvuldig medisch onderzoek had verricht en dat de conclusies van het Uwv juist waren. De rechtbank had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Raad volgde dit oordeel. De Raad concludeerde dat appellante niet in aanmerking kwam voor een WIA-uitkering, omdat zij niet voldeed aan de vereiste mate van arbeidsongeschiktheid. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en appellante kreeg geen vergoeding voor haar proceskosten.
De Raad benadrukte dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid op basis van een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek plaatsvond, en dat de door appellante aangevoerde argumenten niet voldoende waren om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling. De Raad wees ook op de relevante wetgeving, waaronder artikel 5 van de Wet WIA, dat bepaalt dat recht op een WIA-uitkering bestaat als iemand ten minste 35% arbeidsongeschikt is. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 28 december 2023.