Uitspraak
20 3490 WAJONG
5 oktober 2020, 19/1588 (aangevallen uitspraak)
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel, die het beroep tegen de afwijzing van haar Wajong-uitkering ongegrond verklaarde. Appellante, geboren in 1998, heeft een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, waarbij zij aangaf een lichte verstandelijke beperking te hebben en te lijden aan psychogene niet-epileptische aanvallen (PNES). Het Uwv heeft haar aanvraag afgewezen, stellende dat zij arbeidsvermogen heeft, maar appellante betwist dit. Tijdens de zitting op 8 juni 2022 heeft appellante, bijgestaan door haar advocaat en haar moeder, haar standpunt toegelicht. Het Uwv heeft zich niet laten vertegenwoordigen. De Raad heeft het onderzoek na de zitting heropend en aanvullende informatie opgevraagd bij het Uwv.
De Raad oordeelt dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellante over basale werknemersvaardigheden beschikt en gedurende ten minste een uur aaneengesloten kan werken. Echter, de Raad is van mening dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd dat appellante de taak ‘uitlaten van honden’ kan verrichten. De Raad concludeert dat appellante niet in staat is om deze taak zelfstandig uit te voeren, gezien haar behoefte aan permanente begeleiding en de aard van haar aanvallen. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit van het Uwv, en draagt het Uwv op een nieuw besluit te nemen, waarbij het beroep tegen dit nieuwe besluit slechts bij de Raad kan worden ingesteld. Tevens wordt het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal € 3.766,50 bedragen.