ECLI:NL:CRVB:2023:2474

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
27 december 2023
Zaaknummer
23/745 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van bijzondere bijstand voor kosten van medisch deskundigenonderzoek in letselschadezaken

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 12 december 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Weert. Appellante had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter dekking van de kosten van een medisch deskundigenonderzoek, noodzakelijk voor een civiele procedure tegen een ziekenhuis. Het college heeft de aanvraag afgewezen, stellende dat er een andere wettelijke regeling bestaat die als voorliggende voorziening moet worden beschouwd. De rechtbank Limburg heeft de afwijzing van het college in stand gelaten, wat appellante niet kon accepteren. In hoger beroep heeft de Raad de argumenten van appellante beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de Regeling subsidiëring medische haalbaarheidsonderzoeken in letselschadezaken een toereikende en passende voorziening is. De Raad heeft benadrukt dat de kosten van het medisch deskundigenonderzoek niet onder de bijzondere bijstand vallen, omdat de Regeling een adequate oplossing biedt. Appellante heeft geen nieuwe argumenten aangedragen die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. De Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank en wijst de aanvraag voor bijzondere bijstand af, waardoor appellante geen recht heeft op vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht niet terugkrijgt.

Uitspraak

23/745 PW
Datum uitspraak: 12 december 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 25 januari 2023, 22/879 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Weert (college)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. E.H.J.M. Dohmen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2023. Voor appellante is verschenen mr. Dohmen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. R. Demas.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Het gaat in deze zaak om de vraag of het college terecht de aanvraag van appellante om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (PW) heeft afgewezen. Volgens het college heeft appellante geen recht op bijzondere bijstand voor de kosten van een medisch deskundigenonderzoek, omdat voor deze kosten een andere wettelijke regeling bestaat. Appellante vindt dat zij wel recht heeft op bijzondere bijstand. In hoger beroep krijgt zij geen gelijk.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellante heeft op 21 oktober 2021 een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend voor de kosten van een medisch deskundigenonderzoek tot een bedrag van € 968,-. Met dat onderzoek wil appellante een civiele procedure starten tegen het ziekenhuis waar haar dochter op [overlijdensdatum] 2020 is overleden. Volgens appellante heeft het ziekenhuis verwijtbare fouten gemaakt bij de behandeling van haar dochter. Met het onderzoek wil appellante de aansprakelijkheid van het ziekenhuis onderbouwen.
1.2.
Het college heeft bij besluit van 15 december 2021, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 22 maart 2022 (bestreden besluit), de aanvraag afgewezen. Volgens het college moet appellante voor de gevraagde kosten een beroep doen op de Regeling subsidiëring medische haalbaarheidsonderzoeken in letselschadezaken (Regeling). De Regeling is een voorliggende voorziening. Een eventuele wapenongelijkheid zal appellante volgens het college in de desbetreffende civiele procedure aan de orde moeten stellen.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. Met verwijzing naar de uitspraak van 5 maart 2019 [1] heeft de rechtbank overwogen dat het college zich terecht op het standpunt stelt dat de Regeling een passende en toereikende voorziening is die aan de verlening van bijzondere bijstand aan appellante in de weg staat.
Het standpunt van appellante
3. Appellante is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Zij heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte met verwijzing naar de uitspraak van 5 maart 2019 haar beroep ongegrond heeft verklaard. Het oordeel van de rechtbank dat zij een eventuele wapenongelijkheid in haar civiele procedure aan de orde kan stellen, is onjuist. Appellante betoogt dat zij het ziekenhuis verantwoordelijk houdt voor het overlijden van haar dochter op [overlijdensdatum] 2020 en dat zij voor het starten en slagen van een civiele procedure is aangewezen op een medisch deskundigenadvies. De wettelijke regeling voor de vergoeding van kosten van een medisch haalbaarheidsonderzoek is met een toe te kennen vergoeding van € 200,- verre van toereikend. Appellante heeft daartoe gewezen op het door haar medisch adviseur uit te voeren onderzoek en de bijbehorende factuur van € 968,-. Verder stelt appellante dat in de situatie dat de griffier in de civiele procedure de kosten van een medisch deskundigenadvies zou voorschieten, de kosten kunnen oplopen van € 5.000,- tot € 7.500,-. Zij zal daardoor als bijstandgerechtigde de rest van haar leven met een schuld blijven zitten.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit om de aanvraag van appellante af te wijzen in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De wettelijke regels die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.2.
De rechtbank heeft met verwijzing naar de uitspraak van 5 maart 2019 op goede gronden geoordeeld dat appellante voor de gevraagde kosten geen recht heeft op bijzondere bijstand. Bij die uitspraak heeft de Raad in een geval als dit geoordeeld dat de Regeling een voorliggende voorziening is die als toereikend en passend moet worden beschouwd. De Raad heeft daartoe gewezen op de geschiedenis van de totstandkoming van de Regeling. Daarnaast heeft de Raad geoordeeld dat een medisch haalbaarheidsonderzoek slechts dient om de kans op succes in een mogelijk te starten civiele procedure in te schatten en dat een eventuele wapenongelijkheid in die civiele procedure aan de orde kan worden gesteld. Appellante heeft in deze procedure niet meer of andere gronden aangevoerd die nopen tot een ander oordeel.

Conclusie en gevolgen

4.3.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat appellante geen bijzondere bijstand krijgt.
5. Appellante krijgt daarom geen vergoeding voor haar proceskosten. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.J. Janssen, in tegenwoordigheid van A.M. Korver als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2023.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels

Op grond van artikel 5, aanhef en onder e, van de Participatiewet wordt onder een voorliggende voorziening verstaan elke voorziening buiten deze wet waarop de belanghebbende of het gezin aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen, ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven.
Op grond van artikel 15, eerste lid, eerste volzin, van de Participatiewet bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Regeling subsidiëring medische haalbaarheidsonderzoeken in letselschadezaken verstrekt de Minister van Justitie overeenkomstig de bepalingen van deze regeling aan een rechtzoekende een subsidie voor de kosten van een medisch haalbaarheidsonderzoek.
Op grond van artikel 3, derde lid, van de Regeling subsidiëring medische haalbaarheidsonderzoeken in letselschadezaken bedraagt de subsidie ten hoogste € 200, vermeerderd met de verschuldigde omzetbelasting, per medisch haalbaarheidsonderzoek.