ECLI:NL:CRVB:2023:2354
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang in aanvraag bijzondere bijstand voor medische contra-expertise
In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die haar aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van een medische contra-expertise had afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 5 december 2023 geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat appellante geen procesbelang meer heeft. Appellante had op 8 april 2020 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van een contra-expertise, die zij wilde inzetten in een lopende beroepsprocedure voor een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (ANW). De aanvraag werd afgewezen door het dagelijks bestuur van het Werkplein Hart van West-Brabant, en na bezwaar bleef deze afwijzing in stand. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond.
Tijdens de zitting op 12 september 2023 werd duidelijk dat appellante inmiddels een vergoeding had ontvangen voor de kosten van de contra-expertise in de ANW-procedure, waardoor er geen procesbelang meer was bij het hoger beroep. De Raad concludeerde dat, hoewel appellante stelde dat zij in haar ANW-procedure een nieuwe contra-expertise wilde inbrengen, dit niet betekende dat zij procesbelang had bij de beoordeling van het hoger beroep. De Raad verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de zaak plaatsvond. Appellante kreeg geen vergoeding voor haar proceskosten en het betaalde griffierecht werd niet teruggegeven.