ECLI:NL:RBZWB:2022:7203

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
AWB- 20_5810
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 november 2022, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) beoordeeld. Eiseres had een nabestaandenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw) ontvangen, maar deze werd per 1 november 2019 beëindigd omdat de Svb oordeelde dat zij niet langer voor tenminste 45% arbeidsongeschikt was. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar persoonlijke en sociale beperkingen.

De rechtbank heeft het medisch onderzoek beoordeeld en geconcludeerd dat de verzekeringsartsen de beperkingen van eiseres correct hebben vastgesteld. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder haar verzoek om een deskundige te benoemen, verworpen. De rechtbank oordeelt dat de Svb de functionele mogelijkheden van eiseres juist heeft vastgesteld en dat de geselecteerde functies medisch passend zijn. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand, wat betekent dat er voor eiseres niets verandert. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5810 ANW

uitspraak van 29 november 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. F. Sarrari,
en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb), verweerder.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 10 maart 2020 (bestreden besluit) van de Svb over de beëindiging van haar uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw).
Bij besluit van 27 december 2018 heeft de Svb aan eiseres per 1 oktober 2018 een nabestaandenuitkering toegekend omdat zij nabestaande was en voor tenminste 45% arbeidsongeschikt.
Bij besluit van 16 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft de Svb de nabestaandenuitkering van eiseres beëindigd met ingang van 1 november 2019 op de grond dat zij niet langer voor tenminste 45% arbeidsongeschikt is.
Bij het bestreden besluit heeft de Svb het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 18 oktober 2022. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk] . De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door [woordvoerder verweerder] .

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt of de Svb terecht de Anw-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 1 november 2019. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2.
Wettelijk kader.
Het toepasselijk wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
4.
Beoordeling van de rechtbank
4.1.
Naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), bijvoorbeeld de uitspraak van 15 juli 2011, LJN: BR1933, heeft de wetgever met artikel 11 van de Anw kennelijk beoogd aan te sluiten bij de omschrijving van het begrip arbeidsongeschiktheid in de arbeidsongeschiktheidswetten en ligt het dan ook voor de hand bij de toepassing van dit artikel aansluiting te zoeken bij de regelgeving en de jurisprudentie met betrekking tot het begrip arbeidsongeschiktheid daaromtrent.
4.2.
Ter beoordeling ligt aan de rechtbank de vraag voor of het besluit van de Svb, waarbij de Anw-uitkering van eiseres is beëindigd, standhoudt. Daarbij dient de rechtbank te toetsen of de Svb de beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiseres, rekening houdend met haar beperkingen, in staat is met gangbare arbeid tenminste 55% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. De Svb baseert zich onder meer op de conclusies van een verzekeringsarts, een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b), een arbeidsdeskundige en een arbeidsdeskundige b&b van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV).
4.3.
Medische beoordeling.
Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op dossieronderzoek, anamnese en eigen onderzoek tijdens het spreekuur van 13 juni 2019 door verzekeringsarts [verzekeringsarts] . Tevens werd door de verzekeringsarts medische informatie opgevraagd bij huisarts [huisarts] . Eiseres is bekend met diabetes mellitus type 2 en heeft psychische klachten. Volgens de verzekeringsarts heeft eiseres beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren ten opzichte van normaal functioneren. Die beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft de verzekeringsarts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 26 juni 2019.
Verzekeringsarts b&b [verzekeringsarts b&b] heeft de beschikbare medische gegevens, waaronder het door hem opgevraagde psychodiagnostisch verslag van [organisatie] van 18 april 2019 van gedragskundige, orthopedagoog [orthopedagoog] , bestudeerd. Van de behandelend psycholoog [psycholoog] werd geen informatie ontvangen. Tevens heeft de verzekeringsarts b&b eiseres gezien op de hoorzitting op 20 november 2019. Hij ziet geen reden om af te wijken van de conclusie van de verzekeringsarts. Het overlijden van de echtgenoot en vader van eiseres en het sociaal isolement waarin zij verkeert zijn naar zijn mening elementen die los staan van ziekte of gebrek.
4.4.
Eiseres heeft tegen de medische beoordeling naar voren gebracht dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was omdat onvoldoende rekening is gehouden met haar persoonlijke, sociale en fysieke beperkingen. Uit het psychodiagnostisch onderzoek volgt volgens eiseres dat het voor haar niet haalbaar is om arbeid in welke vorm dan ook te verrichten. Eiseres stelt dat zij een verstandelijke beperking heeft, hetgeen het UWV had moeten onderzoeken. Dat deze bij de huisarts niet bekend zou zijn, betekent volgens eiseres niet dat hiervan geen sprake is. Verder stelt de verzekeringsarts volgens eiseres zonder enige onderbouwing dat het afgenomen psychodiagnostisch onderzoek niet valide is. Eiseres verzoekt de rechtbank een deskundige te benoemen die rekening houdt met haar culturele achtergrond.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek, anders dan eiseres stelt, op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Op grond van de beschikbare gegevens moet naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat de verzekeringsartsen bij eiseres niet te geringe medische beperkingen hebben vastgesteld. Met name blijkt uit de rapportages van de verzekeringsartsen dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten. Verder is alle aanwezige medische informatie bij de conclusies betrokken. De verzekeringsarts b&b heeft gemotiveerd aangegeven waarom hij het psychodiagnostisch onderzoek niet valide vindt, namelijk omdat de begeleider van eiseres de vragen beantwoordde in plaats van eiseres zelf. Ook wijst hij erop dat het onderzoek niet was aangepast aan de taalvaardigheid en kennis van het Nederlands van eiseres. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat ten onrechte niet is onderzocht wat haar IQ is. De verzekeringsartsen mochten afgaan op de verkregen medische informatie waaruit niet blijkt dat eiseres bekend zou zijn met een verstandelijke beperking. Eiseres heeft haar standpunt in de bezwaarprocedure ook niet onderbouwd met nieuwe medische gegevens. De rechtbank ziet in deze grond van eiseres dan ook geen reden om het medisch onderzoek onzorgvuldig te achten.
4.6.
Eiseres heeft haar standpunt in beroep onderbouwd met een expertise rapport van medisch adviseur [medisch adviseur] van [instituut] van 26 februari 2021. De medisch adviseur concludeert dat eiseres geen benutbare mogelijkheden heeft en dat een vermoeden bestaat van een verstandelijke beperking. Hij acht nader onderzoek wellicht aangewezen omdat nooit een gedegen onderzoek naar de psyche van eiseres heeft plaatsgevonden.
Naar aanleiding van het expertise rapport heeft de Svb het UWV om advies gevraagd.
Het UWV heeft geconcludeerd dat de huidige medische stukken in de kern geen aanleiding geven om van het ingenomen standpunt af te wijken, maar dat nader psychiatrisch en neuropsychologisch onderzoek gewenst is. Het UWV heeft aangeboden het initiatief voor de te verrichten onderzoeken te nemen. Vervolgens heeft de rechtbank de Svb verzocht via het UWV een onderzoek te laten verrichten naar de psychische klachten van eiseres onder de voorwaarde dat het onderzoek bestaat uit een psychiatrische expertise ter bepaling van aard en ernst van ziekte of gebrek, en tevens uit een neuropsychologische expertise inclusief symptoomvaliditeitstesten ten aanzien van de bepaling van de cognitieve capaciteiten, waarbij een beëdigd tolk in de Marokkaanse (regio)taal van eiseres aanwezig is.
Op 15 november 2011 is een rapport uitgebracht door psychiater [psychiater] en neuropsycholoog [neuropsycholoog] , beide werkzaam bij [medisch centrum] .
Psychiater [psychiater] heeft eiseres op 15 september 2021 gezien en heeft het dossier bestudeerd. Zijn conclusie is dat het bij dit expertise onderzoek niet goed mogelijk is gebleken een betrouwbare psychiatrische expertise te verrichten. Het was eveneens niet goed mogelijk tot adequate diagnostiek te komen, zowel beschrijvend als volgens de DSM-classificatie.
Neuropsycholoog [neuropsycholoog] heeft eiseres eveneens op 15 september 2021 gezien en het dossier bestudeerd. Tevens zijn symptoomvaliditeitstesten afgenomen, waarbij zeer afwijkende uitslagen worden gezien die in feite niet beter zijn dan bij willekeurige antwoorden. [neuropsycholoog] constateert inconsequenties tussen tests en functioneren. De testuitslagen kunnen niet zonder meer betrouwbaar worden geïnterpreteerd. Er worden evidente aanwijzingen gevonden voor zowel onderpresteren als overrapporteren van klachten.
Eiseres heeft in het kader van het inzage- en correctierecht gereageerd op de uitgebrachte rapporten. De ingeschakelde artsen zien in die reactie geen aanleiding hun conclusies te wijzigen. Zij geven tevens aan dat een nieuw onderzoek door een specialist in interculturele psychiatrie niets zou kunnen toevoegen aan hun onderzoek.
Eiseres kan zich niet vinden in de conclusie van beide artsen en verzoekt om een nieuw onderzoek. Zij stelt dat ten onrechte geen rekening is gehouden met haar culturele achtergrond. Tevens heeft zij een aanvullend rapport van [instituut] van 29 april 2022 ingezonden. Medisch adviseur [medisch adviseur] vraagt zich af wat de reden is voor het onderpresteren en overrapporteren van de klachten. Hij stelt dat het onderzoek feitelijk niet kan worden gebruikt voor de beoordeling omdat het feit dat geen ziekte wordt aangetoond of geen diagnose wordt gesteld, niet betekent dat deze er niet is.
De rechtbank overweegt dat het onderzoek van de artsen van [medisch centrum] zorgvuldig was. Er is rekening gehouden met de taalbarrière door inzet van een tolk. Ook zijn aangepaste tests afgenomen waarbij gebruik is gemaakt van pictogrammen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de uitgebrachte rapporten inzichtelijk en consistent. De rechtbank ziet in de aanvullende reactie van [medisch adviseur] geen aanknopingspunten voor een andersluidend oordeel. Het onderzoek van [medisch adviseur] was beperkter nu hij eiseres via een videoverbinding heeft gesproken en zijn conclusies heeft gebaseerd op de dossierstukken. De rechtbank hecht meer waarde aan de uitgebrachte rapporten van [psychiater] en [neuropsycholoog] omdat zij deskundig zijn op hun vakgebied, te weten de psychiatrie en de neuropsychologie. De expertise van [medisch adviseur] richt zich immers op de verzekeringsgeneeskunde, en niet specifiek op de psychiatrie en de neuropsychologie. De Svb mocht deze rapporten dan ook gebruiken voor de beoordeling.
De rechtbank ziet geen aanleiding een deskundige te benoemen, temeer nu de deskundigen hebben aangegeven dat een nieuw onderzoek door een specialist in interculturele psychiatrie niets zou kunnen toevoegen aan hun onderzoek.
4.7.
Op grond van de uitgebrachte rapporten van [medisch centrum] heeft verzekeringsarts b&b [verzekeringsarts b&b 2] op 18 november 2021 een nieuwe FML opgesteld, geldig vanaf 1 november 2019, waarin geen enkele beperking wegens ziekte of gebrek is opgenomen. Dat eiseres beperkingen ervaart vanwege haar sociaal isolement, culturele achtergrond en taalachterstand wil de rechtbank aannemen, maar deze beperkingen berusten niet op een medische grondslag zodat zij niet kunnen worden meegenomen bij de in de FML opgenomen beperkingen. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de belastbaarheid van eiseres zoals opgenomen in deze FML onjuist is vastgesteld.
5.
Geschiktheid voor de geselecteerde functies.
Arbeidsdeskundige b&b [arbeidsdeskundige b&b] heeft, rekening houdend met de gewijzigde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: textielproductenmaker (Sbc-code 111160), inpakker (handmatig) (Sbc-code 111190) en huishoudelijk medewerker gebouwen (Sbc-code 111334).
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 8 december 2021
.De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres in staat is om tenminste 55% te verdienen van hetgeen gezonde personen met gelijksoortige opleiding en ervaring ter plaatse waar zij arbeid zouden verrichten, gewoonlijk verdienen. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Uit het voorgaande volgt dat de Svb de functionele mogelijkheden van eiseres correct heeft vastgesteld. De rechtbank is niet gebleken dat de belasting van de voorgehouden functies de mogelijkheden van eiseres overschrijdt. De Svb heeft de mate van arbeidsongeschiktheid dan ook terecht bepaald op minder dan 45% en op grond daarvan de uitkering met toepassing van artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a van de Anw beëindigd. Daarbij heeft de Svb op juiste wijze de wettelijke uitlooptermijn gehanteerd.
6.
Conclusie
Omdat de Svb in beroep zijn standpunt nader heeft onderbouwd en daarmee heeft gewijzigd, zal het beroep gegrond verklaard worden en zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet aanleiding de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand te laten. Dit betekent dat er voor eiseres niets verandert.
7.
Proceskosten.
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed. De rechtbank zal de Svb veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 759,00 en wegingsfactor 1). De door eiseres genoemde kosten van het rapport van [instituut] , te weten € 2.601,50, komen eveneens voor vergoeding in aanmerking.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt de Svb op het betaalde griffierecht van € 48,00 aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt de Svb in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 4.119,50.
Deze uitspraak is op 29 november 2022 gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wettelijk kader
Op grond van artikel 11, eerste lid, van de Anw is arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken niet in staat is om met arbeid 55% te verdienen van hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan, met arbeid gewoonlijk verdienen.
Op grond van het tweede lid wordt onder de eerstgenoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe die persoon met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
Op grond van artikel 14, eerste lid, aanhef en onder b, ten eerste van de Anw heeft recht op een nabestaandenuitkering de nabestaande die arbeidsongeschikt is op en sedert de dag van overlijden van de verzekerde.
Op grond van artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a, van de Anw eindigt het recht op uitkering indien niet langer aan de voorwaarden van artikel 14, eerste lid, onderdelen a en b, wordt voldaan.