ECLI:NL:CRVB:2023:2341

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
22/919 WMO15
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor woningaanpassingen op grond van de WMO 2015

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De appellant, die lijdt aan een aangeboren spieraandoening, had een aanvraag ingediend voor woningaanpassingen op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Het college van burgemeester en wethouders van Utrecht had deze aanvraag afgewezen, waarbij zij zich baseerden op een medisch advies van Oreon. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.

De Raad heeft vastgesteld dat het college het bestreden besluit terecht heeft gebaseerd op het advies van Oreon. Dit advies was zorgvuldig tot stand gekomen, en de appellant had geen objectieve medische gegevens overgelegd om zijn stellingen te onderbouwen. De Raad heeft de argumenten van de appellant, dat hij tegen niet-medische knelpunten aanloopt, niet overtuigend geacht. De indicatieadviseur van Oreon had de appellant thuis bezocht en geconstateerd dat er alternatieve mogelijkheden waren voor de door de appellant aangevraagde aanpassingen.

De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met A. van Gijzen als voorzitter en K.H. Sanders en D.A. Verburg als leden, in aanwezigheid van griffier R.R. Olde Engberink.

Uitspraak

22 919 WMO15

Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 28 januari 2022, 21/3625 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht (college)
Datum uitspraak: 16 november 2023

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. J.H.F. de Jong, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2023. Appellant en mr. De Jong zijn niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. E. Chadid.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant heeft een aangeboren spieraandoening waardoor zijn spierkracht afneemt en zijn armfunctie vermindert. Hij maakt gebruik van een elektrische rolstoel met hooglaagverstelling en woont in een Fokuswoning, voorzien van een onderrijdbaar keukenblad in de keuken en een onderrijdbare wastafel in de badkamer. Appellant heeft een aanvraag ingediend op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 voor woningaanpassingen in de vorm van een in hoogte verstelbaar keukenblad en een in hoogte verstelbare wastafel. Hij wil namelijk zelfstandig zijn haren kammen, zijn gezicht wassen, zijn brood smeren, theezetten en groente snijden.
1.2.
In het besluit van 13 augustus 2020, gehandhaafd in de beslissing op bezwaar van 15 juli 2021 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag van appellant afgewezen. Het college heeft hieraan in bezwaar een medisch advies van Oreon van 20 april 2021 ten grondslag gelegd.
2. In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat het college het rapport van Oreon aan het bestreden besluit ten grondslag mocht leggen. Appellant heeft zijn stellingen, dat het rapport op veronderstellingen berust en dat hij beperkt beroep kan doen op de hulpverlening door Fokus en op de mantelzorg, niet met objectieve (medische) gegevens onderbouwd.
3. Appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij tegen knelpunten aanloopt die niet medisch van aard zijn en dat het dan ook niet op zijn weg ligt om medische stukken te overleggen die twijfel doen ontstaan over de juistheid van het advies.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank dat het college het bestreden besluit mocht baseren op het advies van Oreon. De indicatieadviseur van Oreon heeft appellant thuis bezocht en telefonisch overleg gehad met de ergotherapeut van appellant. De indicatieadviseur heeft geconstateerd dat appellant bij de persoonlijke verzorging wordt geholpen vanuit Fokus en dat zij ook de haren van appellant kunnen kammen en zijn gezicht kunnen wassen. Het brood wordt op dit moment door Fokus gesmeerd. Appellant wil dit zelf doen. Volgens de indicatieadviseur zijn hier ook andere mogelijkheden voor dan de door appellant aangevraagde maatwerkvoorzieningen. Appellant heeft een werkblad op zijn elektrische rolstoel waarop hij etenswaren kan snijden. Hij is zelfstandig in staat om de stuurkast om te draaien, zodat een vlak werkblad ontstaat. Het werkblad bij de buikuitsparing is hoger dan aan de voorkant. Appellant kan echter een anti-slipmatje gebruiken om te voorkomen dat spullen naar voren schuiven. Appellant kan met zijn werkblad niet onder de tafel, maar de tafel kan worden verhoogd zodat dit wel mogelijk wordt. De heetwaterdispenser staat nu op het aanrecht in de keuken en de knop om deze te bedienen is te hoog voor appellant. De indicatieadviseur heeft geadviseerd dat appellant de heetwaterdispenser op een andere plek kan zetten. Verder kan appellant een hulpmiddel gebruiken om zijn haren te kammen (verlengde kam/borstel) en om zijn gezicht te wassen en te bereiken bij jeuk. Daarnaast kan appellant gebruik maken van een armondersteuning op zijn elektrische rolstoel. Met behulp van een armondersteuning zou appellant hoger in het vlak kunnen reiken. De indicatieadviseur heeft verder geconstateerd dat appellant voorwaarts niet in staat is om de kraan in de keuken te bedienen en de kastjes/lades te openen. Zij verwacht echter niet dat dit wel lukt bij een hooglaagverstelling van het keukenblad. Appellant zal de handelingen dan nog steeds zijwaarts blijven doen.
4.2.
Appellant heeft naar voren gebracht dat de door de indicatieadviseur aangedragen oplossingen niet mogelijk zijn. Hij heeft gesteld dat Fokus niet steeds de veronderstelde hulp biedt, het werkblad van zijn elektrische rolstoel niet geschikt is om als ondersteuning voor een aantal handelingen in de keuken te gebruiken en dat hij tegen praktische problemen aanloopt als hij de heetwaterdispenser op de tafel zou plaatsen. Deze stellingen heeft appellant echter niet (medisch) onderbouwd. Dat van appellant niet kan worden verwacht dat hij met een dergelijke onderbouwing zou komen, ziet de Raad niet in. Appellant had bijvoorbeeld een reactie van zijn ergotherapeut op het advies van Oreon kunnen inbrengen. Appellant heeft ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om ter zitting een nadere toelichting te geven. Er is dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat het advies van Oreon niet zorgvuldig tot stand is gekomen of dat dit advies niet concludent of anderszins onjuist is.
4.3.
Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. van Gijzen als voorzitter en K.H. Sanders en D.A. Verburg als leden, in tegenwoordigheid van R.R. Olde Engberink als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 16 november 2023.
(getekend) A. van Gijzen
(getekend) R.R. Olde Engberink