Uitspraak
21.1844 ZW
OVERWEGINGEN
12 september 2019 en 7 oktober 2019 ten grondslag.
BESLISSING
€ 181,- vergoedt.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. Appellant, die eerder werkzaam was als orderverwerker magazijnhulp, had zich op 11 maart 2019 ziek gemeld met psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had op 19 juli 2019 vastgesteld dat appellant per 22 juli 2019 geen recht meer had op ziekengeld op grond van de Ziektewet (ZW). Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar aangetekend, maar het Uwv verklaarde dit bezwaar ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij werd geoordeeld dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de psychische klachten van appellant. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat de maatstaf voor de beoordeling van zijn geschiktheid onjuist was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de werkdruk en deadlines in zijn functie. Het Uwv heeft in hoger beroep appellant alsnog uitgenodigd voor een spreekuur bij een verzekeringsarts bezwaar en beroep, maar deze concludeerde dat er geen aanleiding was om af te wijken van het eerdere medisch oordeel.
De Raad heeft geoordeeld dat het bestreden besluit onzorgvuldig was voorbereid, maar dat het Uwv dit gebrek in hoger beroep had hersteld. De Raad bevestigde dat er geen twijfel bestond over de medische grondslag van het besluit en dat de ZW-uitkering van appellant terecht was beëindigd. De Raad heeft het hoger beroep van appellant afgewezen en het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellant, die in totaal € 3.348,- bedragen, en het griffierecht van € 181,- moet vergoeden.