In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J. Singh, hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) inzake een nieuwe beslissing op bezwaar van 28 november 2022. De Centrale Raad van Beroep heeft op 7 december 2023 uitspraak gedaan. De zaak betreft een geschil over de toekenning van uitkeringen op basis van de Ziektewet (ZW) en de proceskosten die zijn gemaakt in het kader van het beroep en hoger beroep.
Tijdens de zitting op 28 oktober 2021 is appellante verschenen, bijgestaan door haar advocaat. Het Uwv heeft zich via videobellen laten vertegenwoordigen. De Raad heeft op 9 december 2021 een tussenuitspraak gedaan, waarna het Uwv aanvullende rapporten heeft overgelegd. De zaak is opnieuw behandeld op 9 november 2022, waarbij wederom appellante en vertegenwoordigers van het Uwv aanwezig waren. Na de gewijzigde beslissing op bezwaar heeft appellante op 7 december 2022 het hoger beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De Raad heeft overwogen dat, op basis van de Algemene wet bestuursrecht, het Uwv veroordeeld kan worden tot vergoeding van de proceskosten, aangezien het bestuursorgaan geheel tegemoet is gekomen aan de bezwaren van appellante. De totale proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 4.603,50, inclusief het griffierecht van € 178,-. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de betrokken rechters.