ECLI:NL:CRVB:2023:2320
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering toekenning Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen en basale werknemersvaardigheden
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 december 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van de Wajong-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, geboren op [geboortedatum] 2002, had in 2020 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, waarbij hij aangaf dat hij niet kon concentreren, niet kon slapen en PTSS had. Het Uwv concludeerde echter na onderzoek dat appellant over arbeidsvermogen beschikte en weigerde de uitkering. Appellant ging in beroep, maar de rechtbank Oost-Brabant verklaarde het beroep ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 9 november 2023, waar appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. F. Reith, en het Uwv door mr. P.C.P. Veldman. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant arbeidsvermogen had op de datum dat hij achttien jaar werd. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat er geen medische gronden waren om aan te nemen dat appellant niet over basale werknemersvaardigheden beschikte. De Raad wees erop dat de informatie van appellant over zijn beperkingen niet leidde tot een ander oordeel, en dat de rechtbank terecht geen deskundige had benoemd.
Uiteindelijk bevestigde de Raad de uitspraak van de rechtbank, wat betekent dat de weigering van de Wajong-uitkering in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven. Deze uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische vaststellingen in de beoordeling van arbeidsvermogen en de voorwaarden voor het verkrijgen van een Wajong-uitkering.