Uitspraak
SAMENVATTING
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Inleiding
WGA-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op
80 tot 100%. Na afloop van de loongerelateerde periode heeft het Uwv appellante ingaande
29 augustus 2018 een WGA-loonaanvullingsuitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid ongewijzigd is gebleven. In het kader van een herbeoordeling heeft het Uwv na een medisch en een arbeidskundig onderzoek vastgesteld dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante minder dan 35% is. Bij besluit van 10 januari 2020 heeft het Uwv de WGA-uitkering van appellante per 11 maart 2020 beëindigd. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 24 november 2020 ongegrond verklaard.
M. van Beem, psychiater en K.C. Rammeloo, verzekeringsarts een gecombineerd onderzoek uitgevoerd en op 26 april 2022 heeft [X] een rapport uitgebracht. Vervolgens heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep van het Uwv de belastbaarheid van appellante per
11 maart 2020 neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst van 13 mei 2022. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat de aangenomen beperkingen niet duurzaam van karakter zijn, gezien een door [X] voorgesteld behandeladvies. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het Uwv heeft op 20 mei 2022 geconcludeerd dat de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante
80 tot 100% is, omdat onvoldoende passende functies kunnen worden geselecteerd. Bij besluit van 31 mei 2022 (bestreden besluit) is het Uwv teruggekomen van de besluiten van
24 november 2020 en 27 oktober 2021 en heeft het Uwv de bezwaren van appellante tegen de besluiten van 10 januari 2020 en 7 mei 2021 gegrond verklaard. Het Uwv heeft de
WGA-loonaanvullingsuitkering van appellante met ingang van 11 maart 2020 en per
29 oktober 2020 voortgezet op basis van 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid.
27 oktober 2021, het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de door appellante gemaakte proceskosten in beroep en bepaald dat het Uwv het door appellante betaalde griffierecht in beroep vergoedt.
internist-endocrinoloog stelt appellante dat geen rekening is gehouden met de impact van de voor CVS kenmerkende post-exertionele malaise bij te veel inspanning. Ook heeft appellante gewezen op een wijziging in DSM-5, welke inhoudt dat een functioneel neurologisch syndroom niet langer wordt gezien als psychische aandoening, maar als neurologische aandoening. [X] heeft hier geen rekening mee gehouden en niet onderkend dat haar psychische klachten zijn ontstaan door haar lichamelijke klachten. Daarnaast heeft appellante aangevoerd dat verbetering van haar medische situatie met een klinische opname als bij [behandelcentrum] geen realistische verwachting is. Alle behandelingen die zij bij een klinische opname zal krijgen doet zij al jarenlang op ambulante basis. Deze hebben geen verbetering van haar medische situatie opgeleverd, maar zien slechts op het leren hiermee om te gaan.
contra-indicatie ten grondslag ligt. Het Uwv bepleit dan ook bevestiging van de aangevallen uitspraak voor zover appellante deze aanvecht.
Het oordeel van de Raad
IVA-uitkering toe te kennen in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.