ECLI:NL:CRVB:2023:23

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 januari 2023
Publicatiedatum
10 januari 2023
Zaaknummer
20 / 4086 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van bijstandsrecht en terugvordering van bijstandsuitkeringen

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de besluiten van het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Avres. Appellant had in hoger beroep beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam, die eerder de beroepen tegen de besluiten van het dagelijks bestuur ongegrond had verklaard. Het dagelijks bestuur had op 16 september 2019 de bijstand van appellant ingetrokken met terugwerkende kracht vanaf 1 mei 2019 en had vervolgens een terugvordering ingesteld voor de bijstandsuitkeringen over de periode van 1 mei 2019 tot en met 31 juli 2019, alsook een boete opgelegd. Appellant had geen bezwaar gemaakt tegen de intrekking van de bijstand, maar stelde dat de intrekking onterecht was en dat de grondslag voor de terugvordering en de boete daarmee was komen te vervallen. De Raad heeft vastgesteld dat het dagelijks bestuur ten onrechte de bijstand heeft teruggevorderd en een boete heeft opgelegd. De Raad heeft de beroepen gegrond verklaard, de bestreden besluiten vernietigd en de besluiten van het dagelijks bestuur herroepen. Tevens is bepaald dat het dagelijks bestuur de griffierechten aan appellant dient te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en kan door belanghebbenden en het bestuursorgaan worden bestreden binnen zes weken na verzending van het afschrift.

Uitspraak

20 4086 PW, 21/696 PW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in verband met de hoger beroepen tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 16 oktober 2020, 20/3764 (aangevallen uitspraak 1) en van 19 februari 2021, 20/5133 (aangevallen uitspraak 2)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling Avres (dagelijks bestuur)
Datum uitspraak: 10 januari 2023

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft N. van der Laan hoger beroepen ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft verweerschriften ingediend.
De Raad heeft bij brief van 25 augustus 2022 (regiebrief) het dagelijks bestuur verzocht om zijn standpunt dat appellant de inlichtingenverplichting heeft geschonden toe te lichten. Bij brief van 26 september 2022 heeft het dagelijks bestuur gereageerd op de regiebrief.
Partijen hebben nadere zienswijzen ingediend.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 16 september 2019 (intrekkingsbesluit) heeft het dagelijks bestuur de bijstand van appellant ingetrokken vanaf 1 mei 2019. Appellant heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt.
1.2.
Bij besluit van 7 oktober 2019 (terugvorderingsbesluit), na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 8 juni 2020 (bestreden besluit 1) heeft het dagelijks bestuur de gemaakte kosten van bijstand over de periode van 1 mei 2019 tot en met 31 juli 2019 van appellant teruggevorderd tot een bedrag van € 2.603,72.
1.3.
Bij besluit van 3 december 2019 (boetebesluit), zoals na bezwaar gewijzigd bij besluit van 24 augustus 2020 (bestreden besluit 2) heeft het dagelijks bestuur appellant een boete opgelegd van € 618,24.
2. Bij de aangevallen uitspraken heeft de rechtbank de beroepen tegen de bestreden besluiten ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep heeft appellant zich tegen de aangevallen uitspraken gekeerd.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Bij brief van 26 september 2022 heeft het dagelijks bestuur zich op het nadere standpunt gesteld dat ten onrechte is overgegaan tot het intrekken van het recht op bijstand over de periode van 1 mei 2019 tot 1 augustus 2019 en dat daarmee ook de grondslag voor een terugvordering en het opleggen van een boete is komen te ontvallen.
4.2.
Gelet op 4.1 heeft het dagelijks bestuur de bijstand van appellant ten onrechte teruggevorderd en ten onrechte een boete opgelegd. De Raad zal de beroepen gegrond verklaren en de bestreden besluiten vernietigen wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De Raad zal het terugvorderingsbesluit en het boetebesluit herroepen. Gelet hierop is het niet nodig om de beroepsgronden te bespreken.
4.3.
Het hoger beroep is kennelijk gegrond, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist. De Raad zal geen zitting houden in deze zaken, omdat dit niet kan leiden tot een ander oordeel.
5. Van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is niet gebleken.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraken;
- verklaart de beroepen gegrond en vernietigt de besluiten van 8 juni 2020 en 24 augustus 2020;
- herroept de besluiten van 7 oktober 2019 en 3 december 2019 en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de besluiten van 8 juni 2020 en 24 augustus 2020;
- bepaalt dat het dagelijks bestuur aan appellant de in beroep en in hoger beroep betaalde griffierechten van in totaal € 361,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door M. Hillen, in tegenwoordigheid van L.G. Cornelissen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2023.
(getekend) M. Hillen
(getekend) L.G. Cornelissen
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.