ECLI:NL:CRVB:2023:2292
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Centrale Raad van Beroep in hoger beroep tegen verzetsuitspraak
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 november 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel van 13 november 2020. De Raad heeft zich onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen, omdat het hoger beroep was ingesteld tegen een uitspraak op verzet, wat volgens de Algemene wet bestuursrecht niet mogelijk is. Dit is vastgelegd in artikel 8:104, tweede lid, aanhef en onder c, van de Awb.
De appellante had verzet aangetekend tegen de eerdere uitspraak van de Raad van 15 september 2023, waarin de Raad zich ook al onbevoegd had verklaard. De Raad heeft in deze uitspraak herhaald dat het niet mogelijk is om hoger beroep in te stellen tegen een verzetsuitspraak, tenzij er sprake is van een ernstige schending van de eisen van een goede procesorde of fundamentele rechtsbeginselen. De argumenten die appellante heeft aangevoerd, zijn door de Raad niet als voldoende geacht om aan te nemen dat er in dit geval sprake was van een dergelijke ernstige schending.
Daarom heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer, waarbij J.C. Boeree als lid van de kamer fungeerde en L.C. van Bentum als griffier optrad.