ECLI:NL:CRVB:2023:2275

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
22/2193 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van bijzondere bijstand voor griffierecht in civiele procedure door TBS-gestelde

In deze zaak heeft appellant, die onder de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging valt, een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van griffierecht in een civiele procedure. Het college van burgemeester en wethouders van Groningen heeft deze aanvraag afgewezen op basis van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de Participatiewet (PW), omdat appellant in een Forensisch Psychiatrisch Centrum verblijft. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college heeft het besluit gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard, waarna appellant hoger beroep heeft ingesteld.

Tijdens de zitting van de Centrale Raad van Beroep op 3 oktober 2023 is de zaak behandeld. Appellant was vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. P.N. Huisman, terwijl het college niet aanwezig was. Appellant betoogde dat zijn recht op toegang tot de rechter in het geding is, omdat hij het griffierecht moet betalen. De Raad oordeelde echter dat appellant geen recht heeft op bijzondere bijstand, aangezien hij vanwege zijn vrijheidsbeneming is uitgesloten van het recht op bijstand. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat appellant de waarborging van zijn recht op toegang tot de rechter moet aanvoeren bij de griffier van de rechterlijke instantie waar hij de civiele procedure voert.

De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in stand blijft. Appellant krijgt geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.

Uitspraak

22/2193 PW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 8 juni 2022, 22/403 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Groningen (college)
Datum uitspraak: 28 november 2023
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 21 oktober 2021 heeft het college een aanvraag van appellant om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (PW) afgewezen. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het college is met een besluit van 27 december 2021 (bestreden besluit) bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Appellant heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellant heeft mr. P.N. Huisman, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 3 oktober 2023. Voor appellant is verschenen mr. Huisman. Het college is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Appellant heeft gevraagd om bijzondere bijstand voor de kosten van griffierecht in een civiele procedure. Het college heeft die aanvraag afgewezen op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, van de PW, omdat aan appellant de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging is opgelegd en hij daarom in een [naam centrum] ([centrum]) verblijft. In hoger beroep voert appellant aan dat zijn recht op toegang tot de rechter moet worden gewaarborgd en dat hem om die reden bijzondere bijstand voor de kosten van griffierecht moet worden toegekend. De Raad oordeelt dat appellant geen recht heeft op de bijzondere bijstand.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Aan appellant is de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd. Hij verblijft daartoe met ingang van 2 november 2018 in een [centrum].
1.2.
Appellant heeft op 7 oktober 2021 een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor de kosten van griffierecht in een civiele procedure.
1.3.
Het college heeft de aanvraag van appellant afgewezen met het besluit van 21 oktober 2021 en dit besluit na bezwaar met het bestreden besluit gehandhaafd. Daaraan heeft het college ten grondslag gelegd dat appellant gedwongen is opgenomen in een TBS-kliniek (lees: [centrum]) en daarom geen recht heeft op bijstand en dat niet is gebleken van zeer dringende redenen om toch bijzondere bijstand te verlenen.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met die uitspraak van de rechtbank niet eens. Wat hij daartegen heeft aangevoerd wordt hierna besproken.

Het oordeel van de Raad

4. De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit om de aanvraag van appellant om bijzondere bijstand af te wijzen in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De wettelijke regels en de bepalingen uit verdragen die voor de beoordeling van het hoger beroep belangrijk zijn, zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.2.
Niet in geschil is dat appellant vanwege zijn vrijheidsbeneming is uitgesloten van het recht op bijstand.
4.3.
Appellant voert – kort samengevat – aan dat de weigering van bijzondere bijstand voor de gevraagde kosten in strijd is met de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Door die weigering heeft hij namelijk geen toegang tot de (civiele) rechter. Volgens appellant is verzet tegen de heffing van griffierecht in een civiele procedure pas mogelijk, nadat een derde het vereiste griffierecht voor hem heeft betaald. Appellant stelt dat niet een derde maar de Staat der Nederlanden in een geval als dit de toegang tot de rechter dient te waarborgen, namelijk door bijzondere bijstand te verstrekken. Deze beroepsgrond slaagt niet.
4.3.1.
Als appellant vindt dat het recht op toegang tot de rechter in het geding is doordat hij in de civiele procedure het verschuldigde griffierecht moet betalen, dan zal hij de waarborging van dat recht aan de orde moeten stellen bij de griffier van de rechterlijke instantie waar hij die civiele procedure voert. Dit volgt uit een eerdere uitspraak van de Raad. [1] In wat appellant heeft aangevoerd, ziet de Raad geen grond anders te oordelen dan hij in die uitspraak heeft gedaan.

Conclusie en gevolgen

5. Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in stand blijft.
5.1.
Appellant krijgt daarom geen vergoeding voor zijn proceskosten. Hij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens als voorzitter en J.J. Janssen en A.M. RentemaWesterhof als leden, in tegenwoordigheid van N.B. Yalçınkaya als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 november 2023.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) N.B. Yalçınkaya
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wettelijke regels en bepalingen uit verdragen, voor zover van belang
Artikel 13, eerste lid, onderdeel a, van de PW
Geen recht op bijstand heeft degene aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen.
Artikel 6, eerste lid, van het EVRM
Bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging heeft een ieder recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld.
Artikel 13 van het EVRM
Eenieder wiens rechten en vrijheden die in het Verdrag zijn vermeld, zijn geschonden, heeft recht op een daadwerkelijk rechtsmiddel voor een nationale instantie, ook indien deze schending is begaan door personen in de uitoefening van hun ambtelijke functie.
Artikel 47 van het Handvest
Eenieder heeft recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak, binnen een redelijke termijn, door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. Eenieder heeft de mogelijkheid zich te laten adviseren, verdedigen en vertegenwoordigen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 22 februari 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BP7242.