ECLI:NL:CRVB:2023:222
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Disciplinair ontslag wegens niet meewerken aan re-integratieverplichtingen en weigering VOG in ambtenarenrechtelijke context
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan op de hoger beroepen van appellante tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam. Appellante, werkzaam bij de gemeente Rotterdam, heeft zich ziekgemeld na een aanrijding en heeft sindsdien niet adequaat meegewerkt aan haar re-integratieverplichtingen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam de bezoldiging van appellante mocht staken, omdat zij weigerde passende werkzaamheden te verrichten. Tevens had het college appellante een disciplinaire straf van ontslag opgelegd wegens ernstig plichtsverzuim, omdat zij over een lange periode niet had meegewerkt aan haar re-integratieverplichtingen en geen medewerking had verleend aan het insturen van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG). De Centrale Raad bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelde dat de disciplinaire straf van ontslag niet onevenredig was aan de aard en ernst van het plichtsverzuim. De Raad oordeelde dat appellante in staat was om passende arbeid te verrichten en dat de aangeboden werkzaamheden passend waren. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat appellante zich schuldig had gemaakt aan plichtsverzuim en dat het college bevoegd was om een disciplinaire straf op te leggen. De uitspraak werd gedaan op 2 februari 2023.