In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 november 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, vertegenwoordigd door mr. M.I. Bal, heeft het hoger beroep ingetrokken nadat het Uwv volledig tegemoet is gekomen aan zijn bezwaren met een gewijzigde beslissing op bezwaar van 11 november 2022. Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
De Raad heeft vastgesteld dat, op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten wanneer het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen. De proceskosten zijn begroot op € 2.511,-, bestaande uit € 1.674,- voor de kosten in beroep en € 837,- voor de kosten in hoger beroep. Daarnaast dient het Uwv het door appellant betaalde griffierecht van in totaal € 185,- te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van griffier H. Alajai, en is openbaar uitgesproken. De beslissing bevestigt de verplichting van het Uwv om de proceskosten en het griffierecht aan appellant te vergoeden.