ECLI:NL:CRVB:2023:2179

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
23/1811 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 november 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep met zaaknummer 23/1811 PW. Het hoger beroep is ingesteld door appellanten, vertegenwoordigd door mr. S. Karkache, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 mei 2023. De Centrale Raad heeft vastgesteld dat het griffierecht van € 136,- niet binnen de gestelde termijn is betaald. Appellanten zijn herhaaldelijk gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, zowel per brief op 28 juli 2023 als per aangetekende brief op 28 augustus 2023. Ondanks deze waarschuwingen is het griffierecht niet tijdig voldaan, wat heeft geleid tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en appellanten hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van het afschrift van de uitspraak schriftelijk verzet te doen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 21 november 2023
23/1811 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 10 mei 2023, 22/5339 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellanten 1] en [appellanten 2] te [woonplaats] (appellanten)
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam

PROCESVERLOOP

Namens appellanten heeft mr. S. Karkache, advocaat, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 28 juli 2023 is de gemachtigde van appellanten erop gewezen dat een griffierecht van € 136,- is verschuldigd en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven.
Bij aangetekende brief van 28 augustus 2023 is de gemachtigde van appellanten nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief dient te zijn bijgeschreven op de in die brief genoemde bankrekening dan wel contant moet zijn betaald. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellanten er rekening mee moeten houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Volgens de gegevens van Post.nl (Track & Trace) is de aangetekende brief van 28 augustus 2023 op 31 augustus 2023 bij het advocatenkantoor van mr. Karkache is bezorgd.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat appellanten niet in verzuim zijn geweest. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.J. Janssen, in tegenwoordigheid van M.S. Autar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 november 2023.
(getekend) J.J. Janssen
(getekend) M.S. Autar
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.