ECLI:NL:CRVB:2023:2156
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering exporteren Wajong-uitkering naar buitenland en de toepassing van de hardheidsclausule
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om de Wajong-uitkering van appellante te exporteren naar het buitenland. Appellante, geboren op 29 maart 2000, ontvangt sinds 1 augustus 2019 een Wajong-uitkering en heeft in maart 2020 verzocht om haar uitkering naar Noorwegen te mogen meenemen. Het Uwv heeft dit verzoek afgewezen, omdat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij zorgafhankelijk is van haar Noorse mantelzorger en er geen medische noodzaak is voor haar verhuizing. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard, waarna appellante in hoger beroep ging.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 4 oktober 2023, waar appellante werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. M.J. Meijer, en het Uwv door E.C. van der Meer. De Raad oordeelde dat het Uwv terecht had geoordeeld dat er geen onbillijkheid van overwegende aard was die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigde. De Raad volgde de argumenten van het Uwv en de rechtbank, waarbij werd vastgesteld dat appellante niet afhankelijk is van de zorg van haar mantelzorger en dat haar situatie niet voldoet aan de voorwaarden voor het exporteren van de Wajong-uitkering. De Raad concludeerde dat de redenen die appellante aanvoert voor haar verhuizing naar Noorwegen niet objectief en dwingend zijn, en dat de hardheidsclausule niet van toepassing is. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en appellante kreeg geen proceskostenvergoeding.