ECLI:NL:CRVB:2023:2147
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op grond van verzekering en arbeidsongeschiktheid
In deze zaak gaat het om de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om appellant een WIA-uitkering toe te kennen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 15 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. Appellant had aangevoerd dat hij recht had op een WIA-uitkering omdat hij al jaren arbeidsongeschikt is. Echter, de Raad oordeelde dat het Uwv terecht had vastgesteld dat appellant niet verzekerd was voor de WIA en niet 104 weken lang arbeidsongeschikt was geweest. De Raad bevestigde dat appellant van 9 september 1998 tot 1 april 2008 niet arbeidsongeschikt was en dat hij vanaf 1 april 2008 geen verzekering had omdat hij geen dienstverband had. Pas vanaf 18 november 2013 was hij weer verzekerd, maar deze verzekering eindigde op 10 november 2014. De Raad concludeerde dat appellant op 1 januari 2020 niet verzekerd was voor de WIA en dat hij daarom geen recht had op een uitkering. De rechtbank had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad onderschreef dit oordeel. Appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten en het betaalde griffierecht werd niet teruggegeven.