ECLI:NL:CRVB:2023:213
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand na schending van de inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om de intrekking en terugvordering van bijstand aan appellant, die samenwoonde met X en inkomsten genereerde uit het fokken en verkopen van honden. Appellant ontving bijstand naar de norm voor alleenstaanden, maar de gemeente Amsterdam ontving een fraudesignaal dat appellant en X samenwoonden en inkomsten uit hun activiteiten hadden. Na een onderzoek door handhavingsspecialisten, waarbij onder andere bankafschriften en buurtonderzoek zijn uitgevoerd, heeft het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam besloten de bijstand van appellant in te trekken over een periode van bijna drie jaar en de gemaakte kosten terug te vorderen. Appellant heeft bezwaar gemaakt, maar het college heeft dit ongegrond verklaard, wat leidde tot een rechtszaak.
De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van appellant gegrond verklaard, maar in hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De Raad oordeelde dat appellant redelijkerwijs over de tegoeden op de bankrekeningen van X kon beschikken, ondanks dat deze niet op zijn naam stonden. De Raad benadrukte dat het fokken van honden met als doel verkoop, een activiteit is die normaal gesproken inkomsten genereert, en dat het onderscheid tussen hobby en bedrijfsmatig niet relevant is voor de bijstandsverlening. De Raad concludeerde dat appellant niet in aanmerking kwam voor bijstand in de te beoordelen periode, omdat hij zijn inlichtingenverplichting had geschonden.