Uitspraak
OVERWEGINGEN
Samenvatting
.
Het oordeel van de Raad
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellant, een vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), verzocht om uitbreiding van de vergoeding voor huishoudelijke hulp. De aanvraag is door de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank afgewezen, omdat verweerder van mening is dat de gevraagde uitbreiding niet medisch noodzakelijk is. Appellant heeft psychische klachten die verband houden met zijn vervolging, maar de Raad oordeelt dat deze klachten niet leiden tot een beperking in het verrichten van lichte huishoudelijke werkzaamheden.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 4 oktober 2023, waar appellant aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door A.L. van der Wiel. De Raad heeft de argumenten van appellant in beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de afwijzing van de aanvraag terecht is. Verweerder hanteert beleid dat aan personen van 70 jaar of ouder een vergoeding voor twee dagdelen huishoudelijke hulp kan worden toegekend, mits zij niet in staat zijn om lichte huishoudelijke werkzaamheden te verrichten. In dit geval heeft de Raad vastgesteld dat appellant, ondanks zijn klachten, in staat is om lichte huishoudelijke taken uit te voeren.
De Raad heeft ook de medische adviezen van artsen R. Loonstein en R.J. Roelofs in overweging genomen, die beiden concludeerden dat er geen medische noodzaak is voor uitbreiding van de vergoeding. De Raad ziet geen aanleiding om anders te oordelen en verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft en dat appellant geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.