Uitspraak
Samenvatting
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
- verklaart het hoger beroep niet ontvankelijk;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 2 maart 2021 ongegrond.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 november 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de toekenning van zijn ouderdomspensioen. De appellant had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Svb waarin een korting van 14% op zijn voorlopige AOW-toekenning was toegepast, omdat hij niet verzekerd was voor de AOW over de periode van 1985 tot en met 1993. De rechtbank Limburg had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, wat de appellant in hoger beroep aanvecht.
De Raad heeft vastgesteld dat de appellant gedurende de relevante periode niet verzekerd was voor de AOW, omdat hij niet als ingezetene van Nederland werd beschouwd. De Raad heeft de argumenten van de appellant, die stelde dat hij tussen wal en schip dreigde te raken door de korting op zijn pensioen, niet overtuigend geacht. De Raad heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigd en het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Svb had in een later besluit de eerdere toekenning van het pensioen ingetrokken, maar de Raad oordeelde dat dit geen invloed had op de beoordeling van de AOW-verzekering van de appellant. De Raad heeft geconcludeerd dat de korting van 14% op het ouderdomspensioen in stand blijft en dat de appellant geen proceskostenvergoeding ontvangt.