ECLI:NL:CRVB:2021:2718

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 oktober 2021
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
20/4158 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een aanvraag voor een partieel ouderdomspensioen op grond van de AOW voor een op Bonaire gewoond hebbende appellante

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de afwijzing van een aanvraag voor een partieel ouderdomspensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) door de Sociale verzekeringsbank (Svb). Appellante, geboren in 1952, woonde tot 13 juli 2018 op Bonaire en heeft op die datum haar woonplaats naar Europees Nederland verplaatst. Op 13 december 2018 heeft zij een aanvraag ingediend voor een AOW-pensioen, maar de Svb heeft deze aanvraag op 16 april 2019 afgewezen. De Svb stelde dat appellante niet verzekerd was voor de AOW zolang zij op Bonaire woonde en dat zij minder dan een jaar in Europees Nederland woonde toen zij de AOW-pensioenleeftijd bereikte.

De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellante tegen het besluit van de Svb ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de overwegingen van de rechtbank onderschreven. De Raad oordeelde dat volgens artikel 6, eerste lid, van de AOW alleen ingezetenen van Nederland verzekerd zijn voor de AOW. De Raad benadrukte dat onder Nederland in dit geval het in Europa gelegen deel van Nederland moet worden verstaan. De staatskundige wijzigingen van 10 oktober 2010 hebben hier geen invloed op gehad. De Raad concludeerde dat appellante van 10 oktober 2010 tot 13 juli 2018 niet voor de AOW verzekerd was, en dat haar keuze om in Europees Nederland te wonen niet leidt tot een andere conclusie.

De Centrale Raad van Beroep bevestigde de aangevallen uitspraak en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

20.4158 AOW

Datum uitspraak: 21 oktober 2021
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 november 2020, 20/1545 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. M.P. de Witte, advocaat, hoger beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2021.
Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante, die is geboren op [geboortedatum] 1952, woont sinds 13 juli 2018 in Europees Nederland. Daarvoor woonde zij op Bonaire.
1.2.
Op 13 december 2018 heeft appellante bij de Svb een – partieel – ouderdomspensioen aangevraagd op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
1.3.
Bij besluit van 16 april 2019 heeft de Svb afwijzend beslist op de onder 1.2 vermelde aanvraag.
1.4.
Bij beslissing op bezwaar van 18 februari 2020 (bestreden besluit) is het bezwaar van appellante tegen het besluit dat is vermeld onder 1.3 ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat appellante zolang zij op Bonaire woonde niet verzekerd was voor de AOW en minder dan een jaar in Europees Nederland woonde toen zij de voor haar geldende
AOW-pensioenleeftijd bereikte.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. In hoger beroep hebben partijen hun standpunten herhaald.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante verworpen op basis van overwegingen die de Raad onderschrijft. Op grond van artikel 6, eerste lid, van de AOW is verzekerd degene die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt en ingezetene is van Nederland. Volgens vaste rechtspraak [1] moet in dit verband onder Nederland worden verstaan het in Europa gelegen deel van Nederland. De staatskundige wijzigingen van 10 oktober 2010 hebben daar geen verandering in gebracht. Dit betekent dat het niet mogelijk is om aan te nemen dat appellante van 10 oktober 2010 tot 13 juli 2018 (ook) voor de AOW verzekerd is geweest. Het enkele feit dat appellante sinds 13 juli 2018 in Europees Nederland woont en ingevolge de Wet algemene ouderdomsverzekering BES een pensioen geniet dat niet is gerelateerd aan het wettelijk minimumloon dat geldt in Europees Nederland, leidt niet tot een andere conclusie. Dit is een gevolg van de keuze van appellante om in Nederland te gaan wonen. Het Caribisch Nederlands socialezekerheidsstelsel kent een eigen systematiek en voorziet in lagere uitkeringen dan het Europees Nederlands socialezekerheidsstelsel. Voor de beperking van de verzekeringsplicht voor de AOW tot in beginsel ingezetenen, bestaat een toereikende objectieve rechtvaardiging (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 5 oktober 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX9203).
4.2.
Uit punt 4.1 volgt dat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. Wolfrat, in tegenwoordigheid van R. van Doorn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2021.
(getekend) M. Wolfrat
(getekend) R. van Doorn
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip verzekerde.

Voetnoten

1.Zie o.a. CRvB 9 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4730, en de in die uitspraak genoemde rechtspraak.