ECLI:NL:CRVB:2023:2123

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
15 november 2023
Zaaknummer
21/3344 AOR
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verband tussen psychische klachten en oorlogsomstandigheden in het kader van de Algemene Oorlogsongevallenregeling

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van appellant om toekenningen op grond van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR). Appellant, die psychische klachten ervaart, stelde dat deze klachten verband houden met de oorlogsomstandigheden waaronder hij heeft geleefd. De Raad oordeelde dat verweerder, de Pensioen- en Uitkeringsraad, niet voldoende heeft aangetoond dat er geen verband bestaat tussen de psychische klachten van appellant en de oorlogsomstandigheden. De Raad heeft vastgesteld dat appellant oorlogsletsel heeft en dat verweerder een nieuw standpunt moet innemen over de mate van invaliditeit die aan dit letsel kan worden toegeschreven.

Het proces begon met een afwijzing van de aanvraag door verweerder op 29 maart 2019, die na bezwaar werd gehandhaafd. Appellant heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigden. Tijdens de zitting op 25 november 2022 werd de behandeling geschorst om appellant de gelegenheid te geven een medisch onderzoek te laten uitvoeren. De resultaten van dit onderzoek, uitgevoerd door psychiater dr. J.A. Bouwens, werden op 4 april 2023 overgelegd. Bouwens concludeerde dat er een oorzakelijk verband is tussen de psychische klachten van appellant en de oorlogsomstandigheden.

De Raad heeft de argumenten van verweerder, die stelde dat de klachten van appellant door andere oorzaken zijn ontstaan, onvoldoende gemotiveerd geacht. De Raad heeft de bevindingen van Bouwens als overtuigend beschouwd en oordeelde dat er voldoende aanknopingspunten zijn om te concluderen dat de psychische klachten van appellant in enige mate zijn ontstaan door de AOR-omstandigheden. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, waarbij ook de proceskosten van appellant worden vergoed.

Uitspraak

21/3344 AOR
Datum uitspraak: 15 november 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak in het geding tussen
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Pensioen- en Uitkeringsraad (verweerder)
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 29 maart 2019 heeft verweerder de hernieuwde aanvraag van appellant om toekenningen op grond van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR) afgewezen.
Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt maar verweerder is met een besluit van 27 augustus 2021, kenmerk BZ011438775 (bestreden besluit), bij de afwijzing gebleven.
Namens appellant hebben [naam 1] en [naam 2] tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 25 november 2022. Appellant is verschenen bijgestaan door [naam 1] en [naam 2] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S. Leurink-Ofman.
De Raad heeft de behandeling op de zitting geschorst om appellant in de gelegenheid te stellen een nader medisch onderzoek te laten verrichten.
Op 4 april 2023 heeft appellant de resultaten overgelegd van een door dr. J.A. Bouwens, psychiater, verricht medisch onderzoek. Verweerder heeft hierop gereageerd met een medisch advies van de geneeskundig adviseur R. Loonstein.
De behandeling van de zaak is hervat op een zitting van 4 oktober 2023. Appellant is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde mr. M.C. van Meppelen Scheppink en [naam 2] . Verweerder geeft zich laten vertegenwoordigen door A.L. van der Wiel.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Deze zaak gaat over de vraag of er een verband bestaat tussen de psychische klachten van appellant en de oorlogsomstandigheden. De Raad is van oordeel dat verweerder niet heeft kunnen beslissen dat er een dergelijk verband ontbreekt.
Totstandkoming van het bestreden besluit
1. Bij de beoordeling van het beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant heeft in 2017 een aanvraag ingediend om toekenningen op grond van de AOR. Verweerder heeft die aanvraag afgewezen en na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 29 maart 2019 omdat in onvoldoende mate is aangetoond of aannemelijk gemaakt dat appellant in omstandigheden heeft verkeerd in de zin van de AOR. Het tegen het besluit van 29 maart 2019 ingestelde beroep is door de Raad ongegrond verklaard. [1]
1.2.
In december 2020 heeft appellant verzocht het onder 1.1 genoemde besluit van 29 maart 2019 te herzien.
1.3.
Met een besluit van 26 maart 2021 heeft verweerder dat verzoek afgewezen. De bezwaren van appellant daartegen zijn bij het bestreden besluit ongegrond verklaard. Verweerder heeft toen weliswaar alsnog vastgesteld dat appellant heeft verkeerd in omstandigheden als bedoeld in de AOR, maar hem niet in aanmerking gebracht voor (financiële) toekenningen op grond van de AOR. Dit op de grond dat de medische aandoeningen (psychische klachten) van appellant niet in verband staan met de AOR-omstandigheden, maar door andere oorzaken zijn ontstaan. In dat kader is verwezen naar de omstandigheden waaronder appellant verkeerde na aankomst in Nederland, namelijk de opvoeding door een overmatig strenge vader, het (als oudste zoon) voortdurend geconfronteerd worden met verhalen van zijn getraumatiseerde vader en verblijf in opvangkamp Vught.

Het oordeel van de Raad

2.1.
De Raad beoordeelt of verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen. Hij doet dit aan de hand van argumenten die appellant in beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2.2.
De Raad komt tot het oordeel dat het beroep slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.4.
Appellant heeft een deskundigenrapport van psychiater Bouwens overgelegd. Bouwens concludeert op basis van zijn onderzoek dat er twee factoren aanwezig waren die een oorzakelijke rol hebben gespeeld in het ontwikkelen van pathologie in het latere leven van appellant. Er was met zekerheid sprake van blootstelling aan traumatisch oorlogsgeweld en het is aannemelijk dat ook sprake was van een afwijking in de hechting, aldus Bouwens. Deze twee factoren hebben volgens de psychiater in enige mate een oorzakelijke rol gespeeld in het ontwikkelen van de bij appellant aanwezige psychische klachten.
2.5.
De Raad acht de door Bouwens gegeven motivering voldoende overtuigend en het rapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek. Verweerder heeft met het nadere advies van Loonstein de bevindingen en conclusies van Bouwens onvoldoende gemotiveerd weerlegd, waar Loonstein stelt maar niet onderbouwt dat de opvoeding van een overmatig strenge vader de andere oorzaken overschaduwt. De Raad acht op basis van een en ander voldoende aanknopingspunten aanwezig om te kunnen oordelen dat het niet onaannemelijk is dat appellant psychische klachten heeft die in enige mate zijn ontstaan door de AORomstandigheden en dat daarmee bij hem sprake is van oorlogsletsel in de zin van de AOR.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep slaagt en het bestreden besluit moet worden vernietigd. Nu is vastgesteld dat bij appellant sprake is van oorlogsletsel zal verweerder een nader standpunt moeten innemen over de mate van de daaraan toe te schrijven invaliditeit. De Raad ziet daarom geen mogelijkheid om het geschil nu finaal te beslechten. Verweerder zal worden opgedragen een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
4.1.
Verweerder moet appellant een vergoeding van zijn proceskosten betalen. De kosten worden begroot op € 837,- in beroep (1 punt voor de zitting) voor verleende rechtsbijstand. Appellant krijgt ook het in beroep betaalde griffierecht van € 49,- terug.
4.2.
Tot slot heeft appellant recht op vergoeding van de in beroep gemaakte deskundigenkosten. De vergoeding van deze kosten wordt vastgesteld met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken. [2] Bij het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts) [3] zijn tarieven vastgesteld. Artikel 2 van het Bts is van toepassing op de vergoeding van door een psychiater verrichte onderzoeken. In dit artikel is bepaald dat ten hoogste € 142,75 per uur (tarief 2023) wordt vergoed. Op grond van artikel 15 van het Bts worden de bedragen verhoogd met de omzetbelasting die daarover is verschuldigd. Verweerder zal deze deskundigenkosten aan de hand van de gefactureerde uren moeten berekenen, opnemen in zijn nieuwe beslissing op bezwaar en vervolgens aan appellant moeten uitbetalen.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen met inachtneming van wat in 2.5 en 4.2 is overwogen;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 837,- voor verleende rechtsbijstand;
  • bepaalt dat verweerder aan appellant het in beroep betaalde griffierecht van € 49,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door H. Lagas, in tegenwoordigheid van C.K. Teunissen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 15 november 2023.
(getekend) H. Lagas
(getekend) C.K. Teunissen

Voetnoten

1.Uitspraak van 16 januari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:94.
2.Artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
3.Stb. 2003, 330.