In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 november 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van appellant om toekenningen op grond van de Algemene Oorlogsongevallenregeling (AOR). Appellant, die psychische klachten ervaart, stelde dat deze klachten verband houden met de oorlogsomstandigheden waaronder hij heeft geleefd. De Raad oordeelde dat verweerder, de Pensioen- en Uitkeringsraad, niet voldoende heeft aangetoond dat er geen verband bestaat tussen de psychische klachten van appellant en de oorlogsomstandigheden. De Raad heeft vastgesteld dat appellant oorlogsletsel heeft en dat verweerder een nieuw standpunt moet innemen over de mate van invaliditeit die aan dit letsel kan worden toegeschreven.
Het proces begon met een afwijzing van de aanvraag door verweerder op 29 maart 2019, die na bezwaar werd gehandhaafd. Appellant heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigden. Tijdens de zitting op 25 november 2022 werd de behandeling geschorst om appellant de gelegenheid te geven een medisch onderzoek te laten uitvoeren. De resultaten van dit onderzoek, uitgevoerd door psychiater dr. J.A. Bouwens, werden op 4 april 2023 overgelegd. Bouwens concludeerde dat er een oorzakelijk verband is tussen de psychische klachten van appellant en de oorlogsomstandigheden.
De Raad heeft de argumenten van verweerder, die stelde dat de klachten van appellant door andere oorzaken zijn ontstaan, onvoldoende gemotiveerd geacht. De Raad heeft de bevindingen van Bouwens als overtuigend beschouwd en oordeelde dat er voldoende aanknopingspunten zijn om te concluderen dat de psychische klachten van appellant in enige mate zijn ontstaan door de AOR-omstandigheden. De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuwe beslissing te nemen, waarbij ook de proceskosten van appellant worden vergoed.