Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de terugvordering van bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Venlo. Appellante ontving sinds 16 november 2018 bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder op grond van de Participatiewet (PW). Het college heeft op 29 november 2019 de bijstand van appellante ingetrokken en de gemaakte kosten van bijstand teruggevorderd over de periode van 16 november 2018 tot en met 31 oktober 2019, tot een bedrag van € 6.328,97. Appellante heeft bezwaar gemaakt, maar het college heeft het besluit gehandhaafd. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante ongegrond. In hoger beroep heeft de Raad op 13 december 2022 de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en het college opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Het college heeft op 26 januari 2023 een nieuw besluit genomen, waarbij het bedrag van de terugvordering is vastgesteld op € 2.325,43. Appellante is het niet eens met dit bedrag en stelt dat het moet worden vastgesteld op € 84,43, omdat de proceskostenvergoeding in mindering moet worden gebracht. De Raad oordeelt echter dat het college op juiste wijze uitvoering heeft gegeven aan de eerdere uitspraak en dat de terugvordering in stand blijft. De Raad verklaart het beroep van appellante ongegrond en wijst de verzoeken om proceskostenvergoeding en terugbetaling van griffierecht af.