ECLI:NL:CRVB:2023:2077
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van bijzondere bijstand voor de kosten van een babyuitzet
In deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep wordt de weigering van bijzondere bijstand voor de kosten van een babyuitzet beoordeeld. Appellante had op 30 september 2020 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter hoogte van € 803,- voor de kosten van een babyuitzet. Het college van burgemeester en wethouders van Uden, thans Maashorst, heeft deze aanvraag op 27 oktober 2020 afgewezen, met als argument dat de kosten voor een babyuitzet behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en dat deze kosten in beginsel uit een inkomen op bijstandsniveau moeten worden voldaan. Appellante heeft bezwaar gemaakt, maar het college heeft het besluit gehandhaafd. De rechtbank Oost-Brabant heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarna appellante hoger beroep heeft ingesteld.
De Raad heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. De Raad concludeert dat de enkele stelling van appellante dat zij niet heeft kunnen sparen omdat zij bijstand naar de kostendelersnorm ontving, onvoldoende is om aan te tonen dat de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ook het feit dat appellante studiefinanciering ontving ten tijde van de aanvraag, doet hier niet aan af. De Raad stelt dat appellante had kunnen reserveren voor deze kosten of deze kosten had kunnen betalen door middel van gespreide betaling achteraf. Bovendien kan de stelling van appellante dat zij pas laat ontdekte dat zij zwanger was, niet leiden tot een ander oordeel, aangezien de kosten vanaf het moment van bekendheid met de zwangerschap voorzienbaar waren.
De Raad bevestigt de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand en stelt vast dat appellante geen recht heeft op vergoeding van proceskosten of griffierecht. De uitspraak is gedaan door A.M. Overbeeke, in tegenwoordigheid van M.V. Kamphuis als griffier, en is openbaar uitgesproken op 31 oktober 2023.