ECLI:NL:CRVB:2023:2027
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om ondersteuning bij het huishouden op basis van gebruikelijke hulp door partner en zoon
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Oost-Brabant. De appellante had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, specifiek voor ondersteuning bij het huishouden. Het college van burgemeester en wethouders had deze aanvraag op 2 december 2020 afgewezen, met de motivatie dat de appellante, hoewel zij zelf niet in staat was tot het verrichten van zware huishoudelijke taken, gebruikelijke hulp van haar partner en zoon kon verwachten. De appellante was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar gemaakt, wat door het college ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep van de appellante ongegrond verklaard, waarna zij hoger beroep heeft ingesteld.
De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het college zorgvuldig onderzoek heeft verricht naar de situatie van de appellante en haar gezin. De Raad concludeert dat er geen signalen zijn dat de partner of zoon van appellante dreigend overbelast zijn, en dat het college in redelijkheid kon oordelen dat van hen verwacht mag worden dat zij de zware huishoudelijke taken op zich nemen. De Raad onderschrijft de bevindingen van de rechtbank en komt tot de conclusie dat het hoger beroep van appellante niet slaagt. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en appellante krijgt geen vergoeding van proceskosten of griffierecht.