ECLI:NL:CRVB:2023:2000

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
26 oktober 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
22/747 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake schadevergoeding WIA na intrekking door appellante

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door D.A. van den Bosch, hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Op 27 maart 2023 heeft het Uwv een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarop appellante heeft gereageerd door het hoger beroep in te trekken. In haar verzoek aan de Raad heeft appellante gevraagd om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen, wat de intrekking van het hoger beroep rechtvaardigt.

De Raad heeft vervolgens de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep heeft gemaakt, beoordeeld. De proceskosten zijn vastgesteld op € 1.674,- voor het beroep en € 837,- voor het hoger beroep, in totaal € 2.511,-. Daarnaast heeft de Raad bepaald dat het Uwv het door appellante betaalde griffierecht van € 184,- moet vergoeden. Het verzoek om vergoeding van verletkosten van de partner van appellante is afgewezen, omdat deze geen partij of belanghebbende is in het geschil. De uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, met O.N. Haafkes als griffier, en is openbaar uitgesproken op 26 oktober 2023.

Uitspraak

Datum uitspraak: 26 oktober 2023
22/747 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 17 februari 2022, 20/8175 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft D.A. van den Bosch hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft op 27 maart 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 27 april 2023 heeft dhr. Van den Bosch namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellante is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 27 maart 2023 volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen.
Aangezien het Uwv al heeft besloten tot vergoeding van de gemaakte kosten in de bezwaarfase, moet de Raad alleen nog oordelen over de in beroep en hoger beroep gemaakte kosten.
De Raad ziet aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), begroot op € 1.674,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting) en € 837,- in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift).
Het verzoek om vergoeding van verletkosten tot een bedrag van in totaal € 1.000,- wordt afgewezen. Gelet op de gedingstukken betreft het hier uren die de echtgenoot van appellante heeft vrij genomen om haar te vergezellen bij een tweetal medische onderzoeken van het Uwv en het deelnemen aan de (online) zitting bij de rechtbank. In artikel 1, aanhef en onder d, van het Bpb is bepaald dat een veroordeling in de kosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb uitsluitend betrekking kan hebben op verletkosten van een partij of belanghebbende. De partner van appellante is geen partij of belanghebbende in dit geschil. Zijn verletkosten komen reeds om deze reden niet voor vergoeding in aanmerking.
Ook dient het Uwv het door appellante in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht te vergoeden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.511,-;
- bepaalt dat het Uwv het aan appellante het in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 184,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.J.M. Weyers, in tegenwoordigheid van O.N. Haafkes als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 oktober 2023.
(getekend) E.J.J.M. Weyers
(getekend) O.N. Haafkes