ECLI:NL:CRVB:2023:1938
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstand op grond van de Participatiewet en het vertrouwensbeginsel
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag om bijstand op basis van de Participatiewet. Appellante, die een tabakswinkel had, diende op 29 december 2020 een aanvraag in voor bijstand. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvraag op 25 januari 2021 afgewezen, omdat de financiële situatie van appellante onduidelijk bleef. Appellante heeft tijdens de hoorzitting gevraagd welke stukken nog ontbraken en heeft deze op 28 mei 2021 overgelegd, maar het college heeft hierop niet gereageerd. De Raad voor de Rechtspraak oordeelt dat appellante er niet op mocht vertrouwen dat haar aanvraag zou worden toegewezen, omdat het college geen toezegging heeft gedaan en appellante niet alle gevraagde stukken heeft overgelegd, waaronder de liquidatiebalans van haar tabakswinkel.
De Raad bevestigt dat de bewijslast voor het recht op bijstand bij de aanvrager ligt. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij in bijstandbehoevende omstandigheden verkeerde, en het college heeft terecht de aanvraag afgewezen. De rechtbank Rotterdam had eerder het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De Raad komt tot de conclusie dat het hoger beroep van appellante niet slaagt, en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. Appellante krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van de proceskosten.