Uitspraak
22.3098 WIA
mr. A.C.M. Martens.
OVERWEGINGEN
WIA-uitkering ontvangt maar dat in de tussenliggende periode geen recht op een
WIA-uitkering bestaat, terwijl de klachten niet zijn verbeterd maar juist zijn verslechterd.
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 27 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, die minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De uitspraak volgt op een eerdere beslissing van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 6 september 2022, waarin het Uwv na nieuw medisch onderzoek de belastbaarheid van appellant ongewijzigd vaststelde. Appellant, bijgestaan door zijn advocaat mr. S. Klootwijk, heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat de verzekeringsarts te weinig beperkingen had aangenomen en dat hij volledig arbeidsongeschikt was.
Tijdens de zitting op 6 september 2023 heeft de Raad de argumenten van appellant en het Uwv gehoord. Appellant heeft zijn klachten, waaronder hartklachten, slaapapneu en knieklachten, toegelicht en betoogd dat hij niet in staat is om 40 uur per week te werken. Het Uwv heeft in zijn verweerschrift de conclusie gehandhaafd dat appellant per 1 maart 2020 minder dan 35% arbeidsongeschikt is, onderbouwd door rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige.
De Raad heeft vastgesteld dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat de conclusies van de verzekeringsarts voldoende zijn gemotiveerd. De Raad oordeelde dat het bestreden besluit op een toereikende medische grondslag berust en dat de geselecteerde functies in medisch opzicht geschikt zijn voor appellant. De Raad heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.