ECLI:NL:CRVB:2023:1897

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
22/337 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de goedkeuring van een zorgovereenkomst in het kader van de Wet langdurige zorg

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een geschil over de goedkeuring van een zorgovereenkomst die door het zorgkantoor was onthouden. Appellante, de dochter van de overleden budgethouder, had een zorgovereenkomst en zorgbeschrijving ingediend, maar het zorgkantoor oordeelde dat deze niet voldeed aan de gestelde eisen. De rechtbank had het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard.

De Raad heeft vastgesteld dat er geen geschil bestaat over het feit dat de zorgovereenkomst niet aan de eisen voldeed. Dit betekent dat het betoog van appellante, dat het zorgkantoor ten onrechte de goedkeuring had onthouden, niet kon slagen. Appellante had aangevoerd dat er in 2020 moeilijke omstandigheden waren, maar de Raad oordeelde dat deze omstandigheden niet relevant waren voor de beoordeling van de zorgovereenkomst.

Uiteindelijk heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraak bevestigd en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met D. Hardonk-Prins als voorzitter en K.H. Sanders en J.C. Boeree als leden, in aanwezigheid van griffier R.R. Olde Engberink. De beslissing is openbaar uitgesproken op 4 oktober 2023.

Uitspraak

22.337 WLZ

Datum uitspraak: 4 oktober 2023
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 17 december 2021, 20/3795 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante], erfgename van [betrokkene] (betrokkene), te [woonplaats] (appellante)
VGZ Zorgkantoor B.V. (zorgkantoor)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. A.W.M. van de Wouw, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het zorgkantoor heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juli 2023. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Van de Wouw. Het zorgkantoor heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.A.S. Smulders.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
[betrokkene] (betrokkene) beschikte vanaf 19 december 2017 over een indicatie voor zorg op grond van het bepaalde bij en krachtens de Wet langdurige zorg. In verband hiermee heeft het zorgkantoor op grond van de Regeling langdurige zorg (Rlz) jaarlijks een persoonsgebonden budget (pgb) aan betrokkene verleend. Appellante is de dochter van de budgethouder en zij was aangesteld als gewaarborgde hulp.
1.2.
Betrokkene is op [datum] 2020 overleden.
1.3.
Appellante heeft op 27 juli 2020 een zorgovereenkomst en op 18 augustus 2020 een zorgbeschrijving aan het zorgkantoor gestuurd. Naar aanleiding van de ingestuurde stukken heeft het zorgkantoor gevraagd om een toelichting en de mogelijkheid geboden een aangepaste zorgovereenkomst en zorgbeschrijving in te dienen. Hierop heeft het zorgkantoor geen reactie ontvangen.
1.4.
Met een besluit van 5 oktober 2020, na bezwaar gehandhaafd met een besluit van 17 december 2020 (bestreden besluit), heeft het zorgkantoor goedkeuring onthouden aan de onder 1.3 genoemde zorgovereenkomst. Het zorgkantoor heeft hieraan ten grondslag gelegd dat de zorgovereenkomst niet voldoet aan de daaraan te stellen voorwaarden.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3.1.
Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. Appellante heeft – samengevat – aangevoerd dat de rechtbank onvoldoende acht heeft geslagen op moeilijke omstandigheden die aan de orde waren in 2020.
3.2.
Het zorgkantoor heeft in verweer bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de zorgovereenkomst niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Dit brengt mee dat het betoog dat het zorgkantoor ten onrechte de goedkeuring aan de zorgovereenkomst heeft onthouden niet kan slagen. Wat appellante heeft aangevoerd kan hieraan niet afdoen.
4.2.
Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt en dat de aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door D. Hardonk-Prins als voorzitter en K.H. Sanders en J.C. Boeree als leden, in tegenwoordigheid van R.R. Olde Engberink als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 oktober 2023.
(getekend) D. Hardonk-Prins
(getekend) R.R. Olde Engberink