Uitspraak
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Inleiding
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
- bevestigt de aangevallen uitspraak;
- wijst het verzoek om veroordeling tot vergoeding van schade af.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de vraag of het dagelijks bestuur terecht de bijstand van appellant met ingang van 11 december 2020 heeft ingetrokken. Het dagelijks bestuur is daartoe overgegaan, omdat appellant zijn woning op 11 december 2020 heeft verkocht en hij vanaf dat moment beschikte over vermogen boven de voor hem geldende vermogensgrens. De Raad is van oordeel dat het dagelijks bestuur bij de vermogensvaststelling terecht is uitgegaan van de vuistregels, zoals neergelegd in de uitspraak van 20 februari 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:792. De intrekking blijft daarom in stand. Daarnaast bestaat voor een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn geen aanleiding, omdat de totale procedure vanaf het indienen van het bezwaarschrift niet langer dan vier jaar heeft geduurd.
Appellant ontving sinds 1 mei 2018 bijstand op grond van de Participatiewet naar de norm voor een alleenstaande. Appellant heeft zijn woning op 11 december 2020 verkocht. Met een besluit van 1 februari 2021 heeft het dagelijks bestuur de bijstand van appellant met ingang van 11 december 2020 beëindigd. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het dagelijks bestuur is met een besluit van 22 juni 2021 bij de intrekking gebleven. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard. Namens appellant heeft mr. J. Sprakel, advocaat, hoger beroep ingesteld. Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 28 augustus 2023.
Tijdens de zitting is namens appellant verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd. Dit betekent dat de intrekking van bijstand in stand blijft. Appellant krijgt daarom geen vergoeding voor zijn proceskosten en komt niet in aanmerking voor een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.