ECLI:NL:CRVB:2023:1893
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag persoonsgebonden budget wegens onvoldoende waarborg door gewaarborgde hulp
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, geboren in 1948, had een aanvraag ingediend voor een persoonsgebonden budget (pgb) bij Zilveren Kruis Zorgkantoor N.V. Deze aanvraag werd afgewezen omdat de voorgestelde gewaarborgde hulp, een vriend van de appellant, niet voldeed aan de vereisten. Het zorgkantoor stelde dat er geen administratie was bijgehouden, geen zorgovereenkomsten waren gesloten en er geen budgetplan was ingediend. De gewaarborgde hulp sprak de Nederlandse taal onvoldoende, wat bijdroeg aan de afwijzing van de aanvraag.
De rechtbank had het beroep van de appellant tegen de afwijzing ongegrond verklaard, en de appellant ging in hoger beroep. In het hoger beroep werd aangevoerd dat de gewaarborgde hulp wel degelijk in staat was om de zorg te coördineren en dat er eerder geen problemen waren geweest met de uitvoering van het pgb. De appellant benadrukte ook zijn zware zorgbehoefte en de noodzaak van zorg vanuit de joodse gemeenschap, wat het moeilijk maakte om zorg in natura te realiseren.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het zorgkantoor bevoegd was om de aanvraag af te wijzen op basis van de Regeling langdurige zorg. De Raad concludeerde dat er gegronde redenen waren om aan te nemen dat de gewaarborgde hulp onvoldoende waarborg zou bieden voor het nakomen van de verplichtingen van het pgb. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.