ECLI:NL:CRVB:2023:1888
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering wegens geschiktheid voor eigen werk
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van appellant door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die zich in 2017 ziekmeldde vanwege lichamelijke en psychische klachten, ontving aanvankelijk een ZW-uitkering. Echter, na een beoordeling in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) werd vastgesteld dat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de weigering van een WIA-uitkering. In 2021 meldde appellant zich opnieuw ziek, maar na onderzoek concludeerde de verzekeringsarts dat hij geschikt was voor zijn eigen werk. Het Uwv beëindigde daarop de ZW-uitkering per 16 februari 2021.
Appellant ging in beroep tegen deze beslissing, maar de rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep herhaalde appellant zijn standpunten, maar de Centrale Raad oordeelde dat hij zijn claims niet had onderbouwd met nieuwe medische gegevens. De Raad bevestigde dat de verzekeringsarts geen medische redenen had gevonden om af te wijken van de eerdere beoordelingen en dat de belastbaarheid van appellant ongewijzigd was. De Raad concludeerde dat het Uwv terecht de ZW-uitkering had beëindigd, omdat appellant geschikt was voor zijn eigen werk. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.