ECLI:NL:CRVB:2022:2703
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid na auto-ongeval
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 december 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van een WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant, die in het verleden als schoonmaakmedewerker werkte, meldde zich op 5 januari 2010 ziek na een auto-ongeval. Het Uwv weigerde hem een WIA-uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellant heeft meerdere keren bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde zijn standpunt. De rechtbank Midden-Nederland verklaarde het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De Raad oordeelde dat de medische en arbeidskundige grondslagen voor de beslissing van het Uwv voldoende waren onderbouwd. Appellant voerde aan dat zijn klachten waren toegenomen en dat er meer beperkingen moesten worden aangenomen, maar de Raad oordeelde dat er geen nieuwe medische gegevens waren overgelegd die de eerdere beoordelingen konden weerleggen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het Uwv terecht de WIA-uitkering had geweigerd.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige medische beoordeling en de noodzaak voor appellanten om nieuwe en relevante medische informatie te overleggen als zij in beroep gaan tegen besluiten van het Uwv. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellant af.