ECLI:NL:CRVB:2023:187
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak over de weigering van een ZW-uitkering en de motivering van beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 januari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de weigering van een Ziektewet (ZW) uitkering aan appellante. Appellante, die zich op 7 augustus 2017 ziek meldde met psychische en schouderklachten, ontving aanvankelijk een ZW-uitkering. Echter, na een beoordeling in het kader van de eerstejaars ZW-beoordeling (EZWb) concludeerde het Uwv op 8 augustus 2018 dat appellante per 9 september 2018 geen recht meer had op ziekengeld, omdat zij in staat werd geacht om vijf andere functies te vervullen.
Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat het Uwv haar medische klachten en beperkingen heeft onderschat. Ze stelde dat ze niet in staat was om de geselecteerde functies te verrichten, en dat haar psychische klachten, die al meer dan twintig jaar aanwezig zijn, niet adequaat zijn beoordeeld. De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de beperkingen per 10 december 2018 anders zijn dan die vastgesteld in de eerdere beoordeling per 29 oktober 2018. De Raad oordeelde dat er een motiveringsgebrek is en droeg het Uwv op om dit gebrek te herstellen.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige en volledige beoordeling van de medische situatie van de appellante en de noodzaak voor het Uwv om de motivering van hun besluiten te onderbouwen. De Raad heeft het Uwv opgedragen om binnen zes weken het gebrek in het besluit te herstellen, waarbij de eerder vastgestelde beperkingen in acht moeten worden genomen.