ECLI:NL:CRVB:2023:1853
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag individuele inkomenstoeslag op basis van pensioengerechtigde leeftijd
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan over de afwijzing van de aanvraag van appellant voor een individuele inkomenstoeslag op grond van artikel 36 van de Participatiewet (PW). Appellant had op 10 april 2020 een aanvraag ingediend, maar het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer heeft deze aanvraag afgewezen, omdat appellant op de aanvraagdatum de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellant tegen deze afwijzing ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 3 juli 2023, waar appellant aanwezig was en het college vertegenwoordigd werd door H. Rietveld. De Raad oordeelde dat de datum van de aanvraag relevant is voor de beoordeling van de voorwaarden voor toekenning van de individuele inkomenstoeslag. Appellant stelde dat de aanvraagdatum niet relevant is en dat hij aan de voorwaarden voldoet, maar de Raad oordeelde dat de peildatum, die samenhangt met de aanvraagdatum, bepalend is voor het recht op de toeslag. Aangezien appellant op de aanvraagdatum de pensioengerechtigde leeftijd had bereikt, voldeed hij niet aan de voorwaarden van artikel 36, eerste lid, van de PW.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag om individuele inkomenstoeslag in stand blijft. Appellant kreeg geen vergoeding voor zijn proceskosten en het betaalde griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak werd gedaan door J.J. Janssen, in tegenwoordigheid van L.G. Cornelissen als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 25 september 2023.