ECLI:NL:CRVB:2023:1837
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake Wajong-uitkering en arbeidsvermogen van appellante
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 28 september 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het Uwv om haar aanvraag voor een Wajong-uitkering af te wijzen. Appellante, geboren in 1997, was laatstelijk werkzaam als kapster en is sinds 20 juli 2017 uitgevallen door rug- en beenklachten, alsook psychische klachten. Het Uwv heeft haar in eerste instantie een Ziektewet-uitkering verstrekt, maar deze beëindigd omdat zij volgens hen meer dan 65% van het maatmanloon kon verdienen. Appellante heeft vervolgens een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, die door het Uwv werd afgewezen op basis van de conclusie dat zij over arbeidsvermogen beschikt.
De rechtbank Overijssel heeft de beslissing van het Uwv bevestigd, waarbij werd geoordeeld dat het onderzoek naar de belastbaarheid van appellante voldoende zorgvuldig was. De verzekeringsarts heeft de medische gegevens van appellante in zijn beoordeling betrokken en vastgesteld dat er geen wezenlijke veranderingen in haar situatie waren ten opzichte van eerdere beoordelingen. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat er geen Amber-beoordeling heeft plaatsgevonden en dat haar gezondheidssituatie verslechterd is, maar de Raad oordeelt dat het Uwv voldoende onderzoek heeft gedaan naar de belastbaarheid van appellante.
De Centrale Raad van Beroep heeft geconcludeerd dat appellante beschikt over arbeidsvermogen en dat de aanvraag voor de Wajong-uitkering terecht is afgewezen. De rechtbank heeft de argumenten van appellante niet gevolgd en bevestigd dat er geen aanwijzingen zijn voor een andere belastbaarheid dan eerder vastgesteld. De uitspraak van de rechtbank wordt dan ook bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.