ECLI:NL:CRVB:2023:1835
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de weigering van Wajong- en WIA-uitkering met verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de weigering van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) om haar een Wajong-uitkering toe te kennen, evenals de weigering van een WIA-uitkering. Appellante heeft in het verleden meerdere aanvragen gedaan voor een Wajong-uitkering, die telkens zijn afgewezen op basis van de vaststelling dat zij arbeidsvermogen heeft. De rechtbank Noord-Holland heeft eerder de besluiten van het Uwv bekrachtigd, maar appellante is het daar niet mee eens en heeft hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting heeft appellante haar standpunt toegelicht, waarbij zij heeft gewezen op haar diagnose ASS en de gevolgen daarvan voor haar arbeidsvermogen. De Raad voor de Rechtspraak heeft de eerdere oordelen van de rechtbank bevestigd, waarbij is geoordeeld dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat appellante niet meer dan 35% arbeidsongeschikt is. Tevens is er een verzoek gedaan om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, wat door de Raad gedeeltelijk is toegewezen. De Raad heeft geoordeeld dat de redelijke termijn in deze procedure is overschreden, maar dat de overschrijding niet leidt tot een hogere schadevergoeding dan € 500,-. De proceskosten zijn eveneens vergoed.