ECLI:NL:CRVB:2023:1807
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake WIA-uitkeringen en arbeidsongeschiktheidsevaluatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraken van de rechtbank Rotterdam met betrekking tot haar WIA-uitkeringen. Appellante, die als coördinator educatie en training werkte, heeft zich in 2016 ziekgemeld. Het Uwv heeft haar een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar na een herbeoordeling in 2020 werd vastgesteld dat haar arbeidsongeschiktheid was afgenomen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat leidde tot een rechtszaak. De rechtbank heeft het beroep van appellante ongegrond verklaard, wat zij in hoger beroep aanvecht. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv voldoende zorgvuldig medisch onderzoek heeft verricht en dat de voorgehouden functies passend zijn voor appellante. De Raad bevestigt de eerdere uitspraken van de rechtbank en oordeelt dat appellante recht heeft op een WGA-uitkering, maar niet op een IVA-uitkering, omdat er behandelmogelijkheden zijn die haar belastbaarheid kunnen verbeteren. De Raad concludeert dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft gemotiveerd dat appellante niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, en dat de medische onderbouwing van het Uwv voldoende is.