ECLI:NL:CRVB:2023:1803

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
23/1878 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van ouderdomspensioen op basis van duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over de herziening van het ongehuwdenpensioen van appellant naar een gehuwdenpensioen. De herziening vond plaats per 1 oktober 2022, omdat appellant gehuwd is en er geen sprake is van duurzaam gescheiden leven. De Raad oordeelt dat uit de feiten en omstandigheden niet ondubbelzinnig blijkt dat appellant duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote. Appellant had bezwaar gemaakt tegen de terugvordering van het te veel betaalde ouderdomspensioen van € 420,79, maar de Raad bevestigt dat de Sociale verzekeringsbank (Svb) terecht heeft gehandeld. De rechtbank Noord-Nederland had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard, en de Raad onderschrijft dit oordeel. De Raad legt uit dat voor de beoordeling van duurzaam gescheiden leven niet alleen het feit dat partijen niet samenwonen van belang is, maar ook de feitelijke omstandigheden van hun relatie. De Raad concludeert dat de herziening van het pensioen en de terugvordering in stand blijven, en dat appellant geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen kunnen binnen zes weken in cassatie gaan bij de Hoge Raad.

Uitspraak

23/1878 AOW
Datum uitspraak: 22 september 2023
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 14 juni 2023, 23/758 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 4 november 2022 heeft de Svb het ouderdomspensioen voor een ongehuwde pensioengerechtigde (ongehuwdenpensioen) van appellant per 1 oktober 2022 herzien naar een gehuwdenpensioen, omdat hij gehuwd is en geen sprake is van duurzaam gescheiden leven als bedoeld in artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW. Het te veel betaalde ouderdomspensioen over oktober 2022 van € 420,79 heeft de Svb van appellant teruggevorderd. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt maar de Svb is met een besluit van 1 februari 2023 (bestreden besluit) bij de herziening en terugvordering van het ouderdomspensioen gebleven.
Appellant heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Appellant heeft hoger beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft partijen laten weten dat hij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de Raad de zaak niet behandeld op een zitting en het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

De Raad komt in deze zaak tot het oordeel dat de Svb het ongehuwdenpensioen van appellant terecht per 1 oktober 2022 heeft herzien naar een gehuwdenpensioen, omdat geen sprake is van duurzaam gescheiden leven. Uit de feiten en omstandigheden in dit geval blijkt niet ondubbelzinnig dat appellant duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote. Tegen de terugvordering zijn geen afzonderlijke gronden aangevoerd.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Aan appellant is per 25 november 2018 op grond van de AOW [1] een ongehuwdenpensioen toegekend. Appellant is op 16 september 2022 gehuwd met [echtgenote]. Naar aanleiding hiervan heeft de Svb bij besluit van 4 november 2022 het ongehuwdenpensioen van appellant per 1 oktober 2022 herzien naar een gehuwdenpensioen en het te veel betaalde ouderdomspensioen over oktober 2022 van € 420,79 van appellant teruggevorderd. Bij het bestreden besluit is het bezwaar van appellant ongegrond verklaard.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten. De rechtbank oordeelt dat uit de feiten en omstandigheden in dit geval niet ondubbelzinnig blijkt dat appellant duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenote. Daarvoor is van belang dat uit de door appellant en zijn echtgenote ingevulde formulieren over hun woonsituatie blijkt dat zij – anders dan voor noodzakelijke zorg – elkaar regelmatig ontmoeten, bellen, één keer per week bij elkaar overnachten en een sleutel hebben van elkaars woning. Verder is op de formulieren vermeld dat zij samen activiteiten doen in de vorm van koken, bezoek ontvangen, uitstapjes maken en op vakantie gaan. Dit wordt door appellant niet betwist. Ook presenteren zij zich aan anderen als echtpaar. Dat appellant en zijn echtgenote niet samen op één adres wonen is van onvoldoende gewicht om te concluderen dat sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven. Het is bepalend of de echtelijke samenleving al dan niet verbroken is of niet is ontstaan. De echtelijke samenleving kan bestaan zonder dat van samenwonen sprake is.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank en voelt zich benadeeld. Hij heeft tegen die uitspraak aangevoerd dat wel sprake is van een situatie van duurzaam gescheiden leven en dat hij er met een gehuwdenpensioen financieel op achteruit gaat. Van een kostenvoordeel zoals die zich bij samenwonenden voordoet, is in zijn geval geen sprake. Appellant en zijn echtgenote kunnen niet samenwonen vanwege zijn medische problematiek. Tot slot is appellant van mening dat de Svb, met de criteria die worden gehanteerd voor duurzaam gescheiden leven, altijd in het gelijk wordt gesteld en de rechter deze criteria zondermeer heeft overgenomen.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het besluit om met ingang van 1 oktober 2022 het ongehuwdenpensioen te herzien naar een gehuwdenpensioen en het te veel betaalde bedrag terug te vorderen in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Geen sprake van duurzaam gescheiden leven
4.2.
In geschil is of appellant vanaf 1 oktober 2022 als duurzaam gescheiden levend moet worden aangemerkt, als bedoeld in artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW.
4.3.
Op grond van artikel 1, derde lid, aanhef en onder b, van de AOW, wordt voor de toepassing van de AOW als ongehuwd mede aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.
4.4.
Voor gevallen waarin geen sprake is van een ongewilde verbreking van de huwelijkse samenleving legt de Raad het begrip duurzaam gescheiden leven als volgt uit. Gehuwde mensen leven pas duurzaam gescheiden als aan al de volgende voorwaarden is voldaan:
a. a) ten minste één van hen wil de huwelijkse samenleving verbreken;
b) ieder van hen leidt afzonderlijk een eigen leven alsof hij of zij niet met de ander is gehuwd;
c) ten minste één van hen bedoelt deze situatie als blijvend.
Of aan deze voorwaarden wordt voldaan, moet blijken uit de feitelijke omstandigheden. Daarvoor is niet voldoende dat betrokkenen hun hoofdverblijf niet hebben in dezelfde woning. De huwelijkse samenleving kan immers bestaan zonder dat de echtgenoten samenwonen. Voor de beoordeling of mensen duurzaam gescheiden leven is verder niet van belang om welke redenen zij de huwelijkse samenleving niet (of nog niet, niet meer of niet opnieuw) hebben verbroken. [2]
4.5.
Wat appellant heeft aangevoerd over het duurzaam gescheiden leven vormt in essentie een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De Raad onderschrijft het oordeel van de rechtbank en de motivering waarop dat oordeel berust en verwijst daarnaar.
4.6.
Voor zover appellant heeft bedoeld te betogen dat sprake is van ongelijke behandeling tussen gehuwde pensioengerechtigden en ongehuwde pensioengerechtigden die ieder een eigen woning hebben, wordt verwezen naar een uitspraak van 14 februari 2017 [3] in het kader van de twee-woningenregel. In die uitspraak heeft de Raad geoordeeld dat verschillende behandeling van gehuwden en ongehuwden is gerechtvaardigd omdat de situatie van ongehuwd samenwonenden, gelet op de bijzondere band van het huwelijk die sociale, persoonlijke en juridische gevolgen heeft, niet gelijk is aan de situatie van gehuwden.

Conclusie en gevolgen

4.7.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat de herziening per 1 oktober 2022 naar een gehuwdenpensioen en de terugvordering van het te veel betaalde ouderdomspensioen in stand blijven.
5. Appellant krijgt geen vergoeding voor zijn proceskosten. Hij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door A. van Gijzen in tegenwoordigheid van R.R. Olde Engberink als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 september 2023.
(getekend) A. van Gijzen
(getekend) R.R. Olde Engberink
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip duurzaam gescheiden leven.

Voetnoten

1.Algemene Ouderdomswet.
2.Uitspraak van de Raad van 14 april 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:821.