ECLI:NL:CRVB:2023:1728

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
7 september 2023
Zaaknummer
22/2634
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag om bijstand op basis van gezamenlijke huishouding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 5 september 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijstand door het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Brunssum en Landgraaf. De appellant, woonachtig in Roemenië, had in augustus 2020 een aanvraag ingediend voor bijstand op grond van de Participatiewet. Het dagelijks bestuur wees deze aanvraag af, stellende dat appellant ten tijde van de aanvraag een gezamenlijke huishouding voerde met X, met wie hij in het verleden gehuwd was. Appellant betwistte dit en stelde dat hij kostganger was en er geen gezamenlijke huishouding bestond. De rechtbank Limburg verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarna hij hoger beroep instelde.

De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting waar zowel appellant als zijn advocaat alsook de vertegenwoordiger van het dagelijks bestuur aanwezig waren. De Raad oordeelde dat de zorg van X voor appellant van voldoende omvang en gewicht was om van wederzijdse zorg te kunnen spreken, ondanks de stelling van appellant dat er geen gezamenlijke huishouding was. De Raad concludeerde dat de appellant niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een zakelijke kostgangersrelatie. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Appellant kreeg geen vergoeding voor proceskosten en het betaalde griffierecht werd niet teruggegeven.

Uitspraak

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 8 juli 2022, 21/842 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellant] te [woonplaats] , Roemenië (appellant)
het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Brunssum en Landgraaf
( [X] ) (dagelijks bestuur)
Datum uitspraak: 5 september 2023
PROCESVERLOOP
Met een besluit van 26 augustus 2020 heeft het dagelijks bestuur de aanvraag van appellant om bijstand op grond van de Participatiewet (PW) afgewezen. Appellant heeft daartegen bezwaar gemaakt, maar het dagelijks bestuur is met een besluit van 11 februari 2021 bij de afwijzing gebleven.
Appellant heeft tegen dat besluit beroep ingesteld. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
Namens appellant heeft mr. A.J.E. Verschuren, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting van 8 augustus 2023. Appellant en mr. R.M.R. Szafranski, kantoorgenote van mr. Verschuren en opvolgend gemachtigde, hebben door middel van videobellen aan de zitting deelgenomen. Het dagelijks bestuur heeft zich, ook door middel van videobellen, laten vertegenwoordigen door mr. A.M. Maayen.

OVERWEGINGEN

Samenvatting

Deze zaak gaat over de afwijzing van een aanvraag om bijstand op de grond dat appellant ten tijde van belang een gezamenlijke huishouding voerde met X. Volgens appellant was hij kostganger bij X en was er geen gezamenlijke huishouding. De Raad is het, net als de rechtbank, niet met appellant eens.

Inleiding

1. Bij de beoordeling van het hoger beroep zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang.
1.1.
Appellant was woonachtig in Roemenië en is in december 2019 teruggekeerd naar Nederland. Hij heeft zich op 4 augustus 2020 gemeld voor bijstand en een aanvraag ingediend.
1.2.
Appellant stond ingeschreven in de basisregistratie personen op adres A te Landgraaf. Op dit adres stond ook X ingeschreven met wie appellant in het verleden gehuwd is geweest. Op het aanvraagformulier heeft appellant de vraag of hij kostganger of kamerhuurder is met ‘nee’ beantwoord.
1.3.
Bij brief van 7 augustus 2020 heeft het dagelijks bestuur appellant gevraagd om aanvullende informatie te verstrekken over onder andere zijn woonsituatie. Bij e-mailbericht van 11 augustus 2020 heeft appellant uitleg gegeven over zijn woonsituatie.
1.4.
Op 20 augustus 2020 heeft appellant een gesprek gevoerd met een sociaal rechercheur en een inkomensconsulent, beiden werkzaam bij [X] . Aansluitend heeft een huisbezoek plaatsgevonden. Van het gesprek en het huisbezoek is een verslag opgemaakt.
1.5.
De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van 26 augustus 2020 en hebben geleid tot de in het procesverloop genoemde besluitvorming.
1.6.
Aan het bestreden besluit ligt, voor zover nu nog van belang, ten grondslag dat op basis van het gesprek en het huisbezoek op 20 augustus 2020 niet anders kan worden vastgesteld dan dat sprake is van een gezamenlijke huishouding tussen appellant en X. Zij zorgen (financieel) voor elkaar.
Uitspraak van de rechtbank
2. De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard en daarmee het bestreden besluit in stand gelaten.
Het standpunt van appellant
3. Appellant is het met de uitspraak van de rechtbank niet eens. Hij heeft zich primair op het standpunt gesteld dat hij geen gezamenlijke huishouding voerde, omdat hij kostganger was. Dit was feitelijk al zo sinds hij in december 2019 naar Nederland is teruggekeerd en bij X is gaan verblijven en het is formeel vastgelegd in de overgelegde ‘Overeenkomst kostgangerschap’ van 21 augustus 2020. Subsidiair heeft appellant zich op het standpunt gesteld dat er geen gezamenlijke huishouding was, omdat niet voldaan is aan het vereiste van wederzijdse zorg. Volgens appellant rechtvaardigen de onderzoeksbevindingen niet de conclusie dat de zorg van X naar appellant van voldoende omvang en gewicht was om van wederzijdse zorg te kunnen spreken.

Het oordeel van de Raad

4.1.
De Raad beoordeelt of de rechtbank terecht het bestreden besluit in stand heeft gelaten. Hij doet dat aan de hand van de argumenten die appellant in hoger beroep heeft aangevoerd, de beroepsgronden. De Raad komt tot het oordeel dat het hoger beroep niet slaagt. Hierna legt de Raad uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.2.
De te beoordelen periode loopt in dit geval van 4 augustus 2020, de datum waarop appellant zich heeft gemeld voor bijstand, tot en met 26 augustus 2020, de datum van het besluit tot afwijzing van de aanvraag.
4.3.
In artikel 3, derde lid, van de PW is bepaald dat van een gezamenlijke huishouding sprake is indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding of anderszins.
4.4.
De vraag of iemand een gezamenlijke huishouding voert, moet worden beantwoord aan de hand van objectieve criteria. De omstandigheden die tot het voeren van een gezamenlijke huishouding hebben geleid, de motieven van de betrokkenen en de aard van hun onderlinge relatie zijn daarbij niet van belang.
4.5.
Niet in geschil is dat appellant en X in de te beoordelen periode hun hoofdverblijf in dezelfde woning hadden. Wel in geschil is of sprake was van wederzijdse zorg. Appellant betwist niet dat hij in zorg voor X voorzag. Hij betwist wel dat de zorg van X naar appellant van voldoende omvang en gewicht was om van wederzijdse zorg te kunnen spreken.
4.6.
Wederzijdse zorg kan blijken uit een financiële verstrengeling tussen de betrokkenen die verder gaat dan alleen het delen van de met wonen samenhangende lasten. Als er weinig of geen financiële verstrengeling is, kunnen ook andere feiten en omstandigheden voldoende zijn om aan te nemen dat de betrokkenen in zorg voor elkaar voorzien. Daarbij moeten alle gebleken, niet van subjectieve aard zijnde feiten en omstandigheden worden betrokken. Voor het aannemen van wederzijdse zorg is niet noodzakelijk dat de door ieder van beiden aan de ander gegeven zorg dezelfde omvang en intensiteit heeft. Wel dient de zorg van enige omvang en gewicht te zijn. [1]
4.7.
De Raad is op grond van de gedingstukken, waaronder het verslag van het gesprek op
20 augustus 2020, en het verhandelde ter zitting van oordeel dat, anders dan appellant heeft aangevoerd, in de te beoordelen periode ook de zorg van X naar appellant van voldoende omvang en gewicht was om van wederzijdse zorg te kunnen spreken. Hierbij zijn de volgende feiten en omstandigheden van belang. X bood onderdak aan appellant en ontving daarvoor feitelijk geen vergoeding. Tijdens het gesprek op 20 augustus 2020 verklaarde appellant dat hij volledig op X leunde. Hij mocht gebruik maken van alle ruimten in de woning behalve de slaapkamer van X. Hij mocht de auto van X gebruiken. X sorteerde de was voor hem en deed die in de wasmachine (waarna appellant de was eruit haalde, ophing en streek). X deed af en toe boodschappen voor appellant en zij kookte af en toe voor appellant (en omgekeerd).
4.8.
Appellant heeft niet aannemelijk gemaakt dat er in de te beoordelen periode een zakelijke kostgangersrelatie tussen hem en X was. De Raad is met de rechtbank van oordeel dat tussen appellant en X sprake was van een voor een zakelijke relatie ongebruikelijke verbondenheid en een mate van zorg voor elkaar die de grenzen van een zakelijke relatie te boven gingen. Aan de achteraf, in bezwaar op 27 oktober 2020, overgelegde ‘Overeenkomst kostgangerschap’ kan niet de door appellant gewenste betekenis worden toegekend. Deze overeenkomst, met als datum van ingang 4 augustus 2020 en datum van ondertekening
21 augustus 2020, is niet te verenigen met het aanvraagformulier van 4 augustus 2020, waarop appellant de vraag of hij kostganger of kamerhuurder is ontkennend heeft beantwoord. De stelling van appellant dat hij bij het invullen van het aanvraagformulier niet wist wat met de term kostganger werd bedoeld, acht de Raad met het oog op de op
21 augustus 2020 ondertekende ‘Overeenkomst kostgangerschap’ niet aannemelijk. Hierbij komt dat het ontkennende antwoord op het aanvraagformulier ook zag op de vraag of appellant kamerhuurder was (wat volgens de later overgelegde ‘Overeenkomst kostgangerschap’ het geval zou zijn). Ook tijdens het gesprek op 20 augustus 2020, een dag voor de datum van ondertekening van de overeenkomst, heeft appellant niet vermeld dat hij kostganger was en dat een deel van de betaling voor dit kostgangerschap betrekking had op huur. Tijdens het gesprek op 20 augustus 2020 heeft appellant daarentegen gezegd dat hij en X hadden afgesproken om de hypotheekkosten te delen (€ 240,-) en dat daarover niets op papier was gesteld, omdat zij daarvoor naar de notaris zouden moeten en dat geld zou kosten. Overigens is niet gebleken dat appellant en X ten tijde van belang daadwerkelijk de hypotheekkosten deelden. Het standpunt van appellant dat de wederzijdse diensten tussen X en hem niet moeten worden geplaatst in het kader van een gezamenlijke huishouding maar in het kader van de relatie tussen hen als kostgever en kostganger, kan dan ook niet worden gevolgd. De Raad begrijpt dat appellant financieel in een lastige situatie verkeerde, maar dit laat onverlet dat hij op grond van het voorgaande niet als zelfstandig subject van bijstand kon worden aangemerkt.

Conclusie en gevolgen

4.9.
Het hoger beroep slaagt dus niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
5. Appellant krijgt daarom geen vergoeding voor zijn proceskosten. Hij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door E.J.M. Heijs, in tegenwoordigheid van N. van der Horn als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 september 2023.
(getekend) E.J.M. Heijs
(getekend) N. van der Horn
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de datum van verzending beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Postbus 20303, 2500 EH Den Haag) ter zake van schending of verkeerde toepassing van bepalingen over het begrip gezamenlijke huishouding.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 18 oktober 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:3990.