Uitspraak
22.1502 WIA
A.M.M. Schalkwijk.
OVERWEGINGEN
35% arbeidsongeschikt is. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 14 oktober 2015 ongegrond verklaard. Appellante heeft daar geen rechtsmiddel tegen aangewend.
WIA-beoordeling per 19 januari 2015, aanvullende beperkingen aan te nemen vanwege toegenomen fysieke en psychische klachten. De verzekeringsarts heeft de beperkingen neergelegd in een FML van 12 juni 2018 en appellante met deze beperkingen geschikt geacht voor haar arbeid (twee van de eerder bij de WIA-beoordeling geselecteerde functies). Het Uwv heeft de ZW-uitkering van appellante vervolgens per 31 juli 2018 beëindigd.
WIA-uitkering toe te kennen. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 25 januari 2021 (het bestreden besluit)ongegrond verklaard. Het bestreden besluit is gebaseerd op een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 21 januari 2021, waarin deze heeft geconcludeerd dat per de data in geding, 24 juni 2019 en 23 december 2019, de beperkingen zoals neergelegd in de FML van 12 juni 2018 opgesteld bij de tweedejaars ZW-beoordeling (lees: TVB2) op appellante van toepassing zijn.
35% arbeidsongeschikt is.
somatisch-symptoomstoornis. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft toegelicht dat in de FML van 12 juni 2018 voldoende rekening is gehouden met de beperkingen van appellante die voortkomen uit de somatisch-symptoomstoornis, alsmede met de beperkingen die voortkomen uit de chronische pijnklachten en de fibromyalgie. Dat appellante in de loop der jaren steeds minder is gaan doen, komt, zo licht de verzekeringsarts bezwaar en beroep toe, deels voort uit gedrag en gewenning dat niet vanuit ziektebeelden is te verklaren. De Raad acht deze toelichting van de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigend en navolgbaar.