Uitspraak
mr. G.A. Vermeijden.
OVERWEGINGEN
Samenvatting
Inleiding
voet- en knieklachten. Na afloop van de wachttijd van 104 weken werd appellant voor de
Wet WIA voor minder dan 35% arbeidsongeschikt beschouwd. Vervolgens is hij gaan werken als heftruckchauffeur en productiemedewerker. Appellant heeft zich op 25 oktober 2012 arbeidsongeschikt gemeld met toegenomen voet- en knieklachten, psychische klachten en rugklachten. Na afloop van de wachttijd van 104 weken werd appellant opnieuw voor minder dan 35% arbeidsongeschikt beschouwd. Appellant heeft zich op 18 februari 2015 vanuit de Werkloosheidswet ziekgemeld met psychische klachten. Het Uwv heeft aan appellant met ingang van 18 februari 2015 een WIA-uitkering toegekend en de WIA-uitkering van appellant beëindigd per 22 februari 2016. Aan dit besluit ligt onder meer een FML van 22 augustus 2016 ten grondslag. Het tegen de beëindiging ingestelde bezwaar, beroep en hoger beroep heeft niet tot een ander resultaat geleid. Verwezen wordt naar de uitspraak van de Raad van 23 oktober 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2569.
WIA-uitkering toe te kennen, omdat de beperkingen van appellant (uit dezelfde oorzaak) niet zijn toegenomen binnen vijf jaar na de beëindiging van de WIA-uitkering per 22 februari 2016.
10 november 2020 bij appellant geen sprake is van een toename van de medische beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak als ten grondslag heeft gelegen aan de eerdere beoordeling van de aanspraak op WIA per 22 februari 2016. De rechtbank heeft geoordeeld dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Hiertoe is overwogen dat uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door appellant gestelde klachten, waaronder zowel de psychische als de chronische lichamelijke klachten (aan schouder en knie). Ook de voorgeschreven medicatie (Naproxen) was bekend. De informatie die appellant in beroep heeft overgelegd heeft de rechtbank geen aanleiding gegeven te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in een rapport van 21 april 2022 heeft gereageerd op de beroepsgronden en de in beroep overgelegde medische informatie. De ingebrachte medische informatie van orthopeed Enneking van
14 februari 2022, 10 januari 2022, 7 augustus 2019 en 30 mei 2018 bevestigt de in het dossier aanwezige gegevens en onderzoeksbevindingen van de primaire verzekeringsarts. In het verleden zijn beperkingen van de belastbaarheid van het bewegingsapparaat vastgesteld en deze beperkte belastbaarheid geldt ook per datum in geding. Omdat appellant tegen het standpunt van de verzekeringsartsen medische informatie heeft kunnen inbrengen en deze informatie geen aanleiding geeft te twijfelen aan de bevindingen van de verzekeringsartsen, heeft de rechtbank geen aanleiding gezien tot het benoemen van een deskundige. Ook voor het heropenen van het onderzoek, om appellant in de gelegenheid te stellen nadere medische informatie uit 2022 in te brengen, zag de rechtbank geen aanleiding omdat deze informatie ver na de datum in geding van 10 november 2020 ligt en de klachten en beperkingen van appellant op de datum in geding afdoende bekend waren en zijn meegewogen.
Het oordeel van de Raad
Conclusie en gevolgen
BESLISSING
Bijlage
1. Indien op grond van artikel 56 het recht op een WGA-uitkering is geëindigd, herleeft het recht op die uitkering op de dag dat de verzekerde weer gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, indien hij op de dag daaraan voorafgaand:
a. recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering;
b. minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid intreedt binnen vijf jaar na:
1°. de dag dat het recht op grond van artikel 56 is geëindigd en voortkomt uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij eerder recht had op een WGA-uitkering; of
2°. de in artikel 49 bedoelde dag en voortkomt uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij eerder recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering; of
c. minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid intreedt binnen vier weken na:
1°. de dag dat het recht op grond van artikel 56 is geëindigd en voortkomt uit een andere oorzaak dan op grond waarvan hij eerder recht had op een WGA-uitkering; of
2°. de in artikel 49 bedoelde dag en voortkomt uit een andere oorzaak dan op grond waarvan hij eerder recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering.
2. Het recht op een WGA-uitkering herleeft niet indien een uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 43, onderdeel a, onder 2°, d, e, f of i zich voordoet.
3. Het recht op WGA-uitkering herleeft alsnog op de dag dat geen van de uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 43, a, onder 2°, onderdeel d, e, f of i zich meer voordoet binnen vijf jaar na de in artikel 56 of artikel 49 bedoelde dag, mits de verzekerde op die dag gedeeltelijk arbeidsgeschikt is.
4. In afwijking van het derde lid geldt de voorwaarde van gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid niet indien op de dag waarop het recht op WGA-uitkering is geëindigd omdat een of meer van de uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 43, a, onder 2°, onderdeel d, e, f of i van toepassing waren, de duur van de loongerelateerde uitkering nog niet was verstreken.