ECLI:NL:CRVB:2023:1649
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering bijzondere bijstand voor huur- en inrichtingskosten door college van burgemeester en wethouders van Rotterdam
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissingen van de rechtbank Rotterdam. De appellant had verzocht om bijzondere bijstand voor de kosten van de eerste maand huur en inrichtingskosten, maar het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft deze aanvragen geweigerd. De Raad bevestigt de beslissing van het college, waarbij wordt gesteld dat de appellant de huurkosten al had voldaan ten tijde van zijn aanvraag, waardoor er geen recht op bijzondere bijstand bestond. Dit is in overeenstemming met artikel 35 van de Participatiewet, dat stelt dat er geen bijstand verleend kan worden voor kosten die al zijn gemaakt op het moment van de aanvraag.
Daarnaast werd de aanvraag voor bijzondere bijstand voor stofferingskosten beoordeeld. Het college had een forfaitair bedrag van € 631,- vastgesteld, terwijl de appellant om € 2.000,- had verzocht. De Raad oordeelt dat het college in zijn recht staat om forfaitaire bedragen te hanteren en dat de appellant niet heeft aangetoond dat dit bedrag niet toereikend was voor zijn situatie.
Ten slotte werd de aanvraag voor inrichtingskosten afgewezen omdat niet was voldaan aan de voorwaarde dat deze kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De Raad oordeelt dat de appellant, die al sinds 2014 algemene bijstand ontvangt, geacht wordt in staat te zijn om voor dergelijke kosten te reserveren. De argumenten van de appellant over zijn financiële situatie en schulden werden niet als bijzondere omstandigheden erkend. De Raad concludeert dat de hoger beroepen niet slagen en dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.