ECLI:NL:CRVB:2023:1639
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid en schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
In deze zaak gaat het om de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) en de vraag of deze vaststelling correct is. Appellante, die zich ziek meldde met klachten van fibromyalgie, burn-out en menopauze, ontving een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 51,87%. Na bezwaar en een ongegrond verklaard beroep bij de rechtbank, heeft appellante hoger beroep ingesteld. De Centrale Raad van Beroep heeft een deskundige benoemd die concludeerde dat appellante meer beperkingen had dan eerder vastgesteld. De Raad heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 54,96% met een resterende verdiencapaciteit van € 1.766,47 per maand. Tevens is er een schadevergoeding toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Raad heeft het Uwv veroordeeld tot betaling van proceskosten en schadevergoeding aan appellante.