ECLI:NL:CRVB:2023:1630
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen uitspraak van de rechtbank Rotterdam inzake sociale zekerheidswetgeving
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 januari 2022. De zaak betreft een geschil tussen appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over een beslissing op bezwaar. Op 25 januari 2023 heeft de Raad een tussenuitspraak gedaan, waarna het Uwv op 30 mei 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft genomen. Appellante heeft hierop een zienswijze gegeven, maar er is geen nader onderzoek ter zitting nodig geacht.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv met de nieuwe beslissing op bezwaar volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen, waardoor er feitelijk geen geschil meer bestaat. Het hoger beroep van appellante is niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang, aangezien appellante het hoger beroep niet heeft ingetrokken.
Daarnaast heeft de Raad het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 3.766,50, inclusief een vergoeding voor het betaalde griffierecht van in totaal € 185,-. De uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.