ECLI:NL:CRVB:2023:1630

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
22/601 ZW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen uitspraak van de rechtbank Rotterdam inzake sociale zekerheidswetgeving

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 23 augustus 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 januari 2022. De zaak betreft een geschil tussen appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over een beslissing op bezwaar. Op 25 januari 2023 heeft de Raad een tussenuitspraak gedaan, waarna het Uwv op 30 mei 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar heeft genomen. Appellante heeft hierop een zienswijze gegeven, maar er is geen nader onderzoek ter zitting nodig geacht.

De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv met de nieuwe beslissing op bezwaar volledig aan de bezwaren van appellante tegemoet is gekomen, waardoor er feitelijk geen geschil meer bestaat. Het hoger beroep van appellante is niet-ontvankelijk verklaard vanwege het ontbreken van procesbelang, aangezien appellante het hoger beroep niet heeft ingetrokken.

Daarnaast heeft de Raad het Uwv veroordeeld in de proceskosten van appellante, die zijn begroot op € 3.766,50, inclusief een vergoeding voor het betaalde griffierecht van in totaal € 185,-. De uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

22.601 ZW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 19 januari 2022, 21/1248 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 23 augustus 2023
PROCESVERLOOP
De Raad heeft in het geding tussen partijen op 25 januari 2023 een tussenuitspraak, ECLI:NL:CRVB:2023:187, gedaan (tussenuitspraak).
Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft het Uwv op 30 mei 2023 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Appellante heeft hierop een zienswijze gegeven.
Met toepassing van artikel 8:57, tweede lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gelezen in verbinding met artikel 8:108, eerste lid, van de Awb, is een nader onderzoek ter zitting achterwege gelaten, waarna het onderzoek is gesloten.

OVERWEGINGEN

1.1.
Vastgesteld wordt dat het Uwv met de nieuwe beslissing op bezwaar van 30 mei 2023 alsnog volledig aan de bezwaren van appellante is tegemoetgekomen. Hierdoor bestaat er feitelijk geen geschil meer tussen partijen. Dat brengt mee dat, nu appellante het hoger beroep niet heeft ingetrokken, het hoger beroep van appellante door het ontbreken van een procesbelang niet-ontvankelijk wordt verklaard.
1.2.
Omdat het Uwv appellante na het instellen van beroep en hoger beroep tegemoet is gekomen, bestaat aanleiding het Uwv te veroordelen in de kosten die appellante redelijkerwijs heeft moeten maken.
1.2.1.
In de beslissing op bezwaar van 30 mei 2023 heeft het Uwv al een vergoeding toegekend voor verleende rechtsbijstand in bezwaar.
1.2.2.
De kosten voor verleende rechtsbijstand in beroep en hoger beroep worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 1.674,- in beroep (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,-) en € 2.092,50 in hoger beroep (1 punt voor het hogerberoepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de schriftelijke zienswijze, met een waarde per punt van € 837,-), in totaal € 3.766,50. Ook wordt bepaald dat het Uwv aan appellante het door haar in beroep en hoger beroep betaalde griffierecht vergoedt.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt het Uwv in de kosten van appellante tot een bedrag van € 3.766,50;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht
van in totaal € 185,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door E.W. Akkerman, in tegenwoordigheid van S. Pouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2023.
(getekend) E.W. Akkerman
(getekend) S. Pouw