Uitspraak
OVERWEGINGEN
BESLISSING
.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft appellante, een vervolgde in de zin van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv), een aanvraag ingediend voor een vergoeding voor de aanschafkosten van een auto. Deze aanvraag werd door de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank afgewezen, omdat appellante niet meer voldeed aan de vereisten voor het toekennen van een dergelijke voorziening. De Raad heeft de zaak behandeld op een zitting op 6 juli 2023, waarbij appellante niet aanwezig was, maar verweerder vertegenwoordigd was door mr. S. Leurink-Ofman.
De Raad heeft vastgesteld dat appellante in 2015 eerder een vergoeding had ontvangen voor de aanschaf van een auto, maar dat haar situatie inmiddels was veranderd. Na een ongeval in november 2021 was haar auto total loss verklaard, wat leidde tot haar aanvraag in januari 2022. De Raad oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag terecht was, omdat appellante geen geldig rijbewijs meer had en ook geen samenwonende partner met een geldig rijbewijs. De Raad benadrukte dat de Wuv een strikt persoonsgebonden voorziening is, wat betekent dat de aanvrager zelf moet voldoen aan bepaalde voorwaarden, waaronder het hebben van een geldig rijbewijs en de mogelijkheid om zelf te rijden.
De Raad concludeerde dat appellante niet meer voldeed aan de vereisten voor de vergoeding en dat het beroep ongegrond werd verklaard. Dit betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft en dat appellante geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak werd gedaan door H. Lagas, in tegenwoordigheid van L.C. van Bentum als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 17 augustus 2023.