Op 5 januari 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep van appellant tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg. Appellant, werkzaam bij de gemeente, had verzocht om erkenning van zijn arbeidsongeschiktheid als gevolg van werkgerelateerde omstandigheden. De Raad oordeelde dat er geen sprake was van arbeidsongeschiktheid in of door de dienst, omdat de door appellant genoemde incidenten niet onder de normale werkzaamheden vielen en niet als buitensporig konden worden aangemerkt. De Raad benadrukte dat niet elke werknemer op dezelfde wijze reageert op werkomstandigheden en dat de buitensporigheid van omstandigheden objectief moet worden beoordeeld.
Daarnaast heeft appellant schadevergoeding gevraagd wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Raad concludeerde dat de redelijke termijn met ruim één maand was overschreden en kende een schadevergoeding van € 500,- toe. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 418,50. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en wees de verzoeken van appellant af.