In deze zaak heeft appellant hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin het beroep tegen het bestreden besluit van het college van burgemeester en wethouders van Ridderkerk niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank had geoordeeld dat appellant niet tijdig beroep had ingesteld en het beroep tegen een tweede bestreden besluit ongegrond verklaard. Appellant stelde in hoger beroep dat de rechtbank ten onrechte niet had beslist op zijn verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De Raad voor de Rechtspraak heeft vastgesteld dat de redelijke termijn niet is overschreden. De Raad oordeelde dat de rechtbank niet verplicht was om te beslissen op het verzoek om schadevergoeding, omdat het beroep tegen het eerste bestreden besluit niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad heeft het verzoek om schadevergoeding afgewezen en de aangevallen uitspraak vernietigd voor zover deze niet op het verzoek om schadevergoeding was beslist. Tevens is het college veroordeeld in de reiskosten van appellant en is bepaald dat het griffierecht aan appellant wordt terugbetaald. De uitspraak is gedaan op 24 januari 2023.