Op 2 augustus 2023 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin het beroep van appellant tegen een besluit van het Uwv ongegrond was verklaard. De zaak betreft de beoordeling van de re-integratiemogelijkheden van appellant, die zich op 2 november 2017 ziek had gemeld en een uitkering op grond van de Ziektewet had ontvangen. Na een herbeoordeling in juni 2021, waarbij werd vastgesteld dat appellant geen benutbare mogelijkheden had, werd hem een WIA-uitkering toegekend. Het Uwv had echter besloten dat appellant aan een re-integratietraject kon deelnemen, wat appellant betwistte in hoger beroep.
Tijdens de zitting op 28 juni 2023 bleek dat er momenteel van appellant geen re-integratieactiviteiten worden verwacht, en partijen waren het hierover eens. De Raad oordeelde dat appellant geen belang meer had bij de beoordeling van zijn hoger beroep, aangezien het Uwv hem niet met terugwerkende kracht kan verplichten tot deelname aan het re-integratietraject. Hierdoor had de uitspraak van de Raad geen feitelijke betekenis meer voor appellant. De Raad verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en merkte op dat er geen toezeggingen voor de toekomst zijn gedaan. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.